Het Uber-arrest
De praktijk zal al enige tijd te wachten op het arrest van de Hoge Raad inzake de Uber-chauffeurs. Dit arrest is ook van belang met betrekking tot de uitleg van het Deliveroo-arrest c.q. de wijze waarop hiermee door de Belastingdienst bij controles wordt omgegaan.
Deliveroo-arrest
In het Deliveroo-arrest heeft de Hoge Raad aangegeven dat de beoordeling van een arbeidsrelatie moet plaatsvinden met inachtneming van alle feiten en omstandigheden (de zogenoemde holistische benadering). De Hoge Raad geeft daarbij aan dat bij die beoordeling de volgende feiten en omstandigheden moeten worden gewogen:
- De aard en de duur van de werkzaamheden;
- De manier waarop de werkzaamheden en werktijden zijn bepaald;
- De mate waarin de werkzaamheden en opdrachtnemer onderdeel zijn van de organisatie van de opdrachtgever;
- Is er wel of geen verplichting om het werk persoonlijk uit te voeren?
- Op welke manier zijn de afspraken tussen partijen tot stand gekomen?
- Hoe is de hoogte van de beloning bepaald en hoe wordt deze uitbetaald;
- De hoogte van de beloning;
- De mate waarin de opdrachtnemer bij de opdracht commercieel risico loopt;
- De mate waarin de opdrachtnemer zich als ondernemer gedraagt (waaronder het aantal opdrachtgevers).
De praktijk is echter weerbarstig. Bij DBA-controles lijkt de beoordeling van de arbeidsrelatie door de Belastingdienst eerder op cherry picking, dan dat sprake is van een holistische beoordeling. Met name de laatste twee punten worden in deze controles door de Belastingdienst niet of nauwelijks meegewogen.
Als het ondernemerschap niet wordt gewogen, maar veel meer wordt gekeken naar de duur van de arbeidsovereenkomst en de vraag of de activiteiten een wezenlijk onderdeel van de bedrijfsvoering vormen (inbedding), volgt al heel snel en makkelijk de conclusie dat de arbeidsrelatie fiscaal kwalificeert als een dienstbetrekking.
Met het Uber-arrest, krijgt de Belastingdienst voor wat betreft deze beoordeling een flinke tik op de vingers.
Arrest inzake de Uber-chauffeurs
Chauffeurs die op grond van een overeenkomst met Uber taxivervoer aanbieden
via de Uber-app, doen dit volgens de voorwaarden van Uber als zelfstandig
ondernemer. De vakbond FNV vindt dat tussen Uber en de chauffeurs arbeidsovereenkomsten
bestaan.
FNV vordert in deze procedure dat de rechter verklaart dat de CAO Taxivervoer
op de chauffeurs van toepassing is en dat Uber wordt veroordeeld deze CAO
integraal na te leven. De rechtbank heeft deze eisen toegewezen. In hoger
beroep heeft het hof zogeheten prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge
Raad. De Hoge Raad heeft naar aanleiding van die vragen nu een handleiding
voor de beoordeling gegeven.
De Hoge Raad geeft samengevat de volgende richtsnoeren:
- Het ondernemerschap (punt 9 in het Deliveroo-arrest) is een gelijkwaardig onderdeel bij de holistische weging van de arbeidsrelatie; het ondernemerschap weegt derhalve even zwaar als de andere punten. Er is mitsdien geen sprake van een rangorde tussen de gezichtspunten;
- Hetzelfde type werk kan door zowel een werknemer als een zelfstandige naast elkaar worden gedaan. Het is derhalve niet mogelijk om enkel op basis van het type werk of de functie te bepalen of iemand werknemer danwel zelfstandige is;
- Ook omstandigheden die buiten de werkrelatie liggen, zijn relevant voor de weging of iemand al dan niet in zelfstandigheid werkzaam is.
Hoe je het ook went of keert, dit vraag een veel meet individuele benadering van de inzet van zelfstandigen dan de korte klap die de Belastingdienst nu bij DBA-controles maakt en waarbij alle arbeidsrelaties over een kam worden geschoren.
Los daarvan biedt het tweede punt een aanknopingspunt voor sectoren als de bouw en de zorg om minder snel een dienstbetrekking aan te nemen.
Bronnen
Hoge
Raad 21 februari 2025, ECLI:NL:HR:2025:319
Hoge Raad d.d. 24 maart 2023 ECLI:NL:HR:2023:443