Belonen werknemers via werknemersparticipatie
Het is een vraagstuk waar op dit moment praktisch iedere ondernemer c.q. werkgever mee worstelt: “hoe kan ik mijn medewerkers binden en boeien?” Eén van de mogelijke antwoorden op deze vraag is door de betreffende werknemer(s) te laten participeren in de onderneming waarvoor zij werkzaam zijn. Met nadruk op ‘één van de mogelijke antwoorden’, want er zijn natuurlijk meerdere wegen die naar Rome leiden.
De staatssecretaris is van mening dat ons fiscale landschap prima werkt voor werknemersparticipaties, dat hierbij de wereld om hem heen er heel anders over denkt is bijzonder (zie kamervragen 28 oktober 2024). Volgens de staatssecretaris zijn er geen fiscale belemmeringen voor het toekennen van werknemersparticipaties (zie vraag 6), uit onze praktijk volgt een geheel ander beeld. Dat er belasting moet worden betaald is prima, edoch de problemen inzake de waardering van de aandelen, lange doorlooptijd bij de belastingdienst en de niet aftrekbaarheid van diverse kosten blijven gewoon op tafel liggen.
Het binden en boeien van medewerkers: werknemersparticipatie?
In dit artikel zullen wij met u de (fiscale) aspecten van een zogeheten werknemersparticipatie bespreken. Vorenstaande doen wij vanuit het oogpunt van de werknemer. In een separaat artikel gaan wij in op de (fiscale) aspecten van een werknemersparticipatie vanuit het perspectief van de werkgever.
Voor een werknemer is in de praktijk vaak de voornaamste vraag hoeveel belasting hij of zij verschuldigd is over (de voordelen uit) een dergelijke participatie en hoe dit het beste gestructureerd zou kunnen worden. In Nederland kennen we ten aanzien van belastingheffing voor een particulier (zoals een werknemer) het boxenstelsel, met daarin de volgende drie belastingboxen:
- Box 1: inkomen uit werk en woning;
- Box 2: inkomen uit aanmerkelijk belang;
- Box 3: inkomen uit sparen en beleggen.
Hierna zullen wij de verschillende belonings- en participatievormen per box classificeren, daarbij vangen wij telkens aan met een algemene inleiding over de betreffende Box.
Klanten ervaren praktische problemen bij werknemersparticipatie
Onze ervaring leert dat het opzetten van een werknemersparticipatie vaak gedoe gaat opleveren. De belangrijkste problemen zijn:
- Waardering van het bedrijf
- Lange doorlooptijd van verzoeken inzake vooroverleg over de waardering en de voorwaarden
- Nieuw box 3 stelsel (en toekomstige onzekerheid)
- Niet aftrekbaarheid van kosten inzake werknemersparticipaties
Deze problemen volgen ook uit een landelijk onderzoek. In een motie van enkele kamerleden (Bontenbal en Marijnissen) komen deze problemen ook naar voren. De staatssecretaris heeft hierop schriftelijk gereageerd en wil in overleg met de Belastingdienst bekijken of het allemaal iets praktischer en sneller zou kunnen. Verder hoeven we van de overheid en/of de belastingdienst niet veel te verwachten, een gemiste kans, het binden van mensen aan een organisatie zou een stuk eenvoudiger en vlotter moeten kunnen. De brieven hieromtrent kunt u hier raadplegen:
- Brief financiele werknemersparticipaties (23 september 2024)
- Beslisnota d.d. 16 september 2024
- Brief staatssecretaris d.d. 9 december 2022
- Position Paper Financiele werknemersparticipaties (9 december 2022)
- Kamervragen inzake verplichte winstdeling door bedrijven tegen inflatie (8 juni 2022)
Box 1: inkomen uit werk en woning en belonen werknemer
In de eerste box wordt het inkomen uit werk en woning belast, hier zien we bijvoorbeeld de belastingheffing over ons salaris en het huis waarin we wonen terug. De belastingheffing in deze box is progressief en het tarief loopt uiteen van circa 37% tot 49,50%. In verband met mogelijke aanspraak op heffingskortingen, kan het effectieve belastingtarief echter nog verder afwijken.
Opties belonen werknemers
De winst op bepaalde aandelen, vorderingen of rechten, waarvan de voordelen mede een beloning voor de werkzaamheden beogen te zijn, worden belast met inkomstenbelasting in box 1. Als we concreet gaan kijken naar de belonings- en participatievormen die wij in de praktijk tegenkomen en welke daarvan in box 1 belast worden, dan hebben we het over de volgende:
- Uitkeren van een bonus;
- Toekennen van opties op aandelen;
- Stock Appreciation Rights (SAR), oftewel aandelenwaarderingsrechten;
- Restricted Stock Units (RSU), oftewel prestatieaandelen;
- (Certificaten van) aandelen behorend tot een lucratief belang.
Bedenk dat de met de toekenning van aandelen aan het personeel gepaard gaande last niet aftrekbaar is. In vergelijking met regulier loon mist de werkgever dus een aftrekpost ter waarde van 19% of 25,8%. Gelet hierop wordt soms gekozen voor zogenoemde stock appreciation rights. Hierbij ontvangt de werknemer op een toekomstig moment de waardestijging van de aandelen in geld. Deze ontvangst is dan regulier belast, net als tantième. Alleen bij werknemers met een loon van meer dan € 636.000 geldt hiervoor een aftrekbeperking. Naast de aftrekbaarheid voor de vennootschapsbelasting is het voordeel van stock appreciation rights dat de belastingheffing voor de werknemer wordt uitgesteld. Dankzij de aftrekbaarheid kan de werkgever de werknemer budgettair neutraal een hoger voordeel toekennen. Bij 25,8% aan vennootschapsbelasting is dat 25,8%/(100% - 25,8%) hoger. Dus bijvoorbeeld € 134.771 in plaats van € 100.000.
Wat is een Stock Appreciaton Rights (SAR)
Dit is komen overwaaien uit de VS (Silicon Valley). Het is een goede manier om personeel te binden aan je bedrijf en evenredig te belonen. De SAR werkt prima voor werknemers die zich niet willen (of kunnen) inkopen in aandelen in een bedrijf maar die wel een beloning verwachten bij het behalen van financiele doelstellingen. Een SAR is erg flexibel en wordt via een overeenkomst vormgegeven. In de overeenkomst wordt bepaald wanneer een werknemer een uitkering gaat ontvangen, bijvoorbeeld bij een bepaalde winst en/of bij een (gedeeltelijke) verkoop of waardeontwikkeling van het bedrijf (onderneming). Aantal aandachtspunten bij een SAR:
- Waardering: er kan een bonus bij de verkoop van de onderneming worden uitbetaald. De waardebepaling op het moment van het verstrekken van de SAR wordt in de overeenkomst bepaald. De DCF methode wordt hierbij het meest toegepast, dit kan echter per branche anders zijn.
- Lock up periode: de werknemer kan pas gebruik maken van de verdiensten uit de SAR als hij/zij een bepaalde periode bij de onderneming betrokken blijft. Dit om werknemer langer te binden aan de onderneming.
- Betaling: de betaling wordt in de overeenkomst vastgelegd zodat werknemer en werkgever zekerheid hierover hebben.
- Change of control: er kunnen afspraken worden gemaakt over eerdere betaling van de SAR bij een wijziging van de directie of verkoop aan een strategische partij, alsdan moeten de SAR rechten komen te vervallen (tag along / drag along). Een exit strategie moet namelijk altijd mogelijk blijven.
- Dividendbeleid: werknemers kunnen ook tussentijds profiteren van de gemaakte winsten, dus zowel bij verkoop als bij een dividend uitkering.
- Fiscaal: een SAR wordt behandeld als regulier loon en/of een bonus. Derhalve aftrekbaar van de winst en belast met loonheffingen.
Lucratief belang en werknemersparticipatie
Lucratief belang is een veelgehoorde term in de praktijk die vaak vraagt om een nadere toelichting. Er zijn in principe vier categorieën vermogensrechten als potentieel lucratief belang te onderscheiden:
- Gewone aandelen (indien deze minder dan 10% vormen van het geplaatste kapitaal en preferente aandelen meer dan 90% van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigen);
- Preferente aandelen met een dividend van 15% of meer;
- Winstdelende vorderingen;
- Overige vermogensrechten.
De voor de gewone aandelen in de wettekst gehanteerde omschrijving ’aandelen in een soort die is achtergesteld bij de andere soorten en het geplaatste kapitaal van die soort minder is dan 10% van het totale geplaatste kapitaal’ is wellicht niet onmiddellijk duidelijk. Hiermee wordt bedoeld dat er naast gewone aandelen preferente aandelen zijn. De gewone aandelen zijn achtergesteld bij preferente aandelen.
Voorbeeld lucratief belang bij werknemersparticipatie
De aandelen van X B.V. hebben een waarde van € 4,5 miljoen. De bv behaalt jaarlijks een winst na belasting van € 750.000. De waardering bedraagt dus 6 maal de winst. Omdat men een belangrijke medewerker wil binden aan het bedrijf, wordt besloten om 95% van de aandelen om te zetten in cumulatief preferente aandelen met een vaste dividendvergoeding van € 712.500. De werknemer wordt thans in de gelegenheid gesteld om 20% van de gewone aandelen te verwerven voor € 45.000. Stel dat de winstgevendheid van het bedrijf stijgt naar € 1 miljoen. De verdeling van de winst over de preferente en de gewone aandelen is dan als volgt:
Preferente aandelen: € 712.500
Gewone aandelen: € 287.500
De gewone aandelen hadden na de statutenwijziging een waarde van € 225.000 (5% van € 4.500.000). Uitgaande van de ongewijzigde veronderstelde kapitalisatiefactor van 6, stijgt de waarde tot € 1.725.000 (6 x € 287.500). De waarde van het aandelenpakket van de medewerker stijgt van € 45.000 tot € 345.000. Dit superrendement is te danken aan de hefboomwerking. De aandelen van de werknemer behoren tot een lucratief belang.
Toelichting: in ons voorbeeld hebben wij bewust gekozen voor 95% preferente aandelen. In de rangorde van de Wet inkomstenbelasting (IB) komt lucratief belang voor het aanmerkelijk belang. Had men gekozen voor een percentage preferente aandelen van 90% of minder, dan was in beginsel geen sprake geweest van lucratief belang, doch aanmerkelijk belang.
Box 2: inkomen uit een aanmerkelijk belang en belonen werknemer
In de tweede box van ons belastingstelsel ten aanzien van de inkomstenbelasting gaat het om de belastingheffing over inkomen uit een aanmerkelijk belang. Allereerst is het hierbij van belang om het begrip ‘aanmerkelijk belang’ te definiëren.
Wat is een aanmerkelijk belang?
Er is grofweg sprake van een aanmerkelijk belang als u, eventueel tezamen met uw fiscale partner, direct of indirect minimaal 5% hebt van de (soort) aandelen, winstbewijzen of genotsrechten in een binnen- of buitenlandse vennootschap. Ook is er sprake van een aanmerkelijk belang als u, eventueel tezamen met uw fiscale partner, opties heeft om 5% van de aandelen (ook per soort) te verwerven in een binnen- of buitenlandse vennootschap.
De belastingheffing vindt plaats over reguliere voordelen, zoals dividend en over vervreemdingsvoordelen, zoals verkoopwinst op aandelen. Er geldt hiervoor nu nog (2023) een vast tarief van 26,9%. Met ingang van 2024 komt er een getrapt tarief. Voor bedragen tot € 67.000 zal dit tarief 24,5% zijn en voor bedragen daarboven 31%.
Adviestips inzake aanmerkelijk belang
- Voor fiscale partners kan de schijf tot € 67.000 dubbel worden benut door het dividend (deels) aan de partner toe te rekenen.
- Bij een holdingstructuur kan de holding de aandelen in een werkmaatschappij belastingvrij verkopen. De aanmerkelijkbelangheffing is dan nog niet aan de orde.
Soort aandelen bij een aanmerkelijk belang
In denkbare situaties waarin er geen belang van 5% wordt gegenereerd, maar het wel wenselijk is dat er een aanmerkelijk belang ontstaat, kan er ook voor worden gekozen om een pakket aandelen te verletteren in bijvoorbeeld aandelen A en aandelen B. Er ontstaan dan zogeheten soort aandelen. In een situatie waarin je als werknemer dan geen 5% van het totale aandelenkapitaal hebt, maar wel 5% van een soort aandeel, ontstaat er nog steeds een aanmerkelijk belang. Een bijkomend voordeel is dat er dan eigen dividendpolitiek gevoerd kan worden.
Let op! Wel dient er rekening gehouden te worden met het feit dat er weliswaar met ten minste 5% van een soort aandeel een aanmerkelijk belang ontstaat, doch dat voor toepassing van de deelnemingsvrijstelling ten minste 5% van het nominaal gestorte aandelenkapitaal vereist blijft.
Middellijk gehouden lucratief belang
Verder worden ook middellijk gehouden aandelen behorend tot een lucratief belang in box 2 in de heffing betrokken. Op het moment dat een (reeds hiervoor beschreven) lucratief belang via een bv wordt gehouden, dan worden de voordelen uit dit belang in beginsel alsnog in box 1 belast. Een voor de praktijk belangrijke adviestip kan echter zijn om gebruik te maken van de uitzondering door ten minste 95% van de uit het betreffende lucratief belang genoten voordelen als dividend door te stoten. In dat geval kan er voor worden gekozen om de voordelen niet meer in box 1 te laten belasten, doch in box 2. Omdat het gecombineerde vennootschapsbelasting en box 2 tarief lager is dan het toptarief in box 1, zal het bij belangen van enige omvang voordelig zijn deze via een bv te houden. Het fiscale voordeel van deze constructie wordt groter indien de deelnemingsvrijstelling toegepast kan worden.
Box 3: inkomen uit sparen en beleggen en belonen werknemer
Tot slot: box 3. Hier kunnen we kort en bondig over zijn, want daar zien we de belastingheffing terug ten aanzien van (certificaten van) aandelen waarvan je als werknemer minder dan 5% van het kapitaal van een (soort) aandeel in je bezit hebt. In deze box betaal je jaarlijks vermogensrendementsheffing over de waarde van het pakket. Box 3 is momenteel aan sterke veranderingen onderhevig, het is de bedoeling dat met ingang van 2026 over het daadwerkelijke rendement belasting zal worden geheven. Hoe dat er precies uit zal komen te zien, is nog niet bekend. Daarnaast kan het in theorie zo zijn dat er jaarlijks in box 3 belasting is verschuldigd over de waarde van de aandelen, terwijl er uiteindelijk geen rendement wordt uitgekeerd of verkoopwinst op de aandelen wordt gerealiseerd.
Fiscaal advies inzake belonen werknemer
Op het moment dat de werknemer een aandelenbelang in de werkgever krijgt, is in de adviespraktijk de volgende vraag van belang: hoeveel verschil maakt het of hij juist wel of juist geen aanmerkelijkbelangpositie krijgt? Oftewel belastbaarheid in de hiervoor beschreven box 2 of box 3. De werknemer zonder aanmerkelijk belang (bijvoorbeeld met een belang van 4,99%), betaalt jaarlijks vermogensrendementsheffing over de vermogenswaarde van het pakket, terwijl de werknemer met een aandelenbelang van 5% of meer deze jaarlijkse heffing niet verschuldigd is, doch 26,9% over het dividend en de vermogenswinst betaalt in box 2. Daarbij komt kijken dat de heffing over vermogenswinsten een uitgestelde heffing betreft en dat, voor zover de dividenden achterwege blijven, het rendement volledig de vorm van vermogenswinst heeft. Door het uitstel van heffing kan box 2 derhalve nog gunstiger uitvallen dan box 3, de liquiditeiten blijven dan namelijk beschikbaar.
Vrijblijvende offerte of fiscaal advies inzake belonen werknemer
Ligt er voor jou een participatietraject in het verschiet, of wens je eens met één van onze specialisten om tafel te gaan om de mogelijkheden verder te bespreken? Neem dan gerust eens vrijblijvend contact op met onderstaande adviseurs.
Meer weten van belonen werknemers via participatie
- Belonen partner
- Fiscaal optimaal belonen DGA
- Belonen van kinderen
- Fiscale mogelijkheden werknemersparticipatie
- Werknemersparticipatie
- Werknemersparticipatie en belastingen
- Advieskosten werknemerparticipatie
- Lucratief belang werknemersparticipatie
- Waardering bij werknemersparticipatie
- Doorstootverplichting belastingen
- Lucratief belang en belastingheffing