Lening aan DGA tegen 2% niet onzakelijk
Op 30 september 2024 heeft de rechtbank Gelderland een interessante uitspraak gepubliceerd met betrekking tot de vennootschapsbelasting (Vpb) en de fiscale behandeling van een leningsovereenkomst tussen een vennootschap en haar aandeelhouder. Deze zaak gaat dieper in op de vraag wanneer een lening tussen een vennootschap en haar directeur-grootaandeelhouder (DGA) als onzakelijk kan worden beschouwd en wanneer er mogelijk sprake is van een verkapte winstuitdeling.
Lening DGA tegen 2% en doorlenen tegen 7%
In deze zaak, behandeld op 17 mei 2024, stond een vennootschap (belanghebbende) centraal die in het jaar 2018 een lening van € 1.000.000 aan haar directeur-grootaandeelhouder (DGA) had verstrekt. De DGA gebruikte dit bedrag vervolgens om in privé een lening te verstrekken aan derden. De inspecteur had de belastbare winst van de vennootschap gecorrigeerd op grond van het verschil tussen de rente die de DGA van derden had ontvangen (7%) en de lagere rente die de DGA aan de vennootschap betaalde, deze bedroeg 2%. Volgens de inspecteur zou dit verschil moeten worden gecorrigeerd naar een zakelijke rente en voorts betoogde hij dat er sprake was van een verkapte winstuitdeling aan de DGA.
Zakelijke rente en verkapte winstuitdeling
Het belangrijkste geschilpunt was of de rente op de lening van de vennootschap aan de DGA zakelijk was. De inspecteur stelde dat de rente van 2% veel te laag was in vergelijking met de 7% rente die de DGA ontving van de derden en voerde aan dat er geen zakelijk motief was om een dergelijke lage rente te hanteren. Bovendien werd betoogd dat de vennootschap door een lagere rente te accepteren de DGA bevoordeelde wat zou duiden op een verkapte winstuitdeling. De belanghebbende betoogde daarentegen dat de leenovereenkomst tussen de vennootschap en de DGA zakelijk was, met een passend rentepercentage, omdat de risico’s in de transactie voor de vennootschap lager waren dan die van de DGA. Belanghebbende voerde aan dat de DGA solide genoeg was om de lening terug te betalen zelfs zonder zekerheden.
Noot fiscaal jurist inzake rente op lening aan DGA
De rechtbank kwam tot het oordeel dat de inspecteur niet aannemelijk had gemaakt dat de lening tussen de vennootschap en de DGA onzakelijk was. Het uitgangspunt is dat een vennootschap vrij is om haar bedrijfsvoering naar eigen inzicht in te richten, mits er geen sprake is van bevoordeling van de aandeelhouder. In dit geval werd de rente op staatsobligaties destijds negatief geacht en belanghebbende had een risico-opslag toegepast op basis van de financiële positie van de DGA. De inspecteur had niet aangetoond waarom het rentepercentage van 2% als onzakelijk zou moeten worden beschouwd. In 2018 was de euribor rente nog negatief.
Daarnaast stelde de rechtbank dat er geen sprake was van een vermogensverschuiving of verkapte winstuitdeling. De rechtbank baseerde dit oordeel op het feit dat de volledige lening inmiddels was terugbetaald door de DGA aan de vennootschap en dat de verschillen in rente niet als een bevoordeling konden worden aangemerkt.
Deze zaak onderstreept het belang van zorgvuldigheid bij het aangaan van leningsovereenkomsten tussen vennootschappen en hun DGA’s. Het oordeel van de rechtbank laat zien dat vennootschappen enige vrijheid hebben bij het bepalen van de voorwaarden van deze overeenkomsten zolang deze op zakelijke gronden zijn gebaseerd.
Bron lening DGA van BV
Rechtbank Gelderland d.d. 30 september 2024 ECLI:NL:RBGEL:2024:6105