Winst in WVA-zaak
De inkt is nog niet opgedroogd of de volgende WVA-uitspraak ligt er al. Ditmaal betreft het een uitspraak van Hof Arnhem – Leeuwarden. Voor de praktijk kan deze uitspraak van groot belang zijn, het Hof geeft namelijk een oordeel over een belangrijk geschilpunt waar de Belastingdienst veelvuldig gebruik van maakt, de perikelen omtrent de erkenning van onderwijsinstellingen bij inwerkingtreding van het competentiegerichte onderwijs.
Casus: winst in WVA-zaak
De ondernemer laat 92 werknemers een tweetal veiligheidsopleidingen volgen bij een erkende onderwijsinstelling. Bij brief van 30 juli 2012 bevestigt de onderwijsinstelling de inschrijving van de deelnemers en de startdatum van de opleiding, zijnde 31 juli 2012. Er zijn 66 onderwijsovereenkomsten (OOK) aanwezig, de praktijkovereenkomsten (POK) bevatten alle benodigde handtekeningen (op of rond 1 oktober 2012) – de handtekening van het Kenniscentrum is op 26 POK’s wel erg laat gezet – de POK bevat verder de naam en Crebo-code van de te volgen opleiding. Van de 92 deelnemers hebben er 62 een diploma behaald. Wat verder van belang is, is dat de erkenning van de onderwijsinstelling met ingang van 1 augustus 2012 is komen te vervallen. Voor deelnemers die vóór 1 augustus 2012 ingeschreven stonden blijft de diploma-erkenning, op grond van het overgangsrecht, van kracht. In geschil was derhalve onder meer of de werknemers tijdig een onderwijsovereenkomst hebben afgesloten.
De Rechtbank oordeelde dat het overgangsrecht niet van toepassing is omdat de onderwijsovereenkomst niet vóór 1 augustus is afgesloten. Een wel erg summiere conclusie en weg afdrachtvermindering … Het Hof pakte het grondiger aan dan de Rechtbank en beperkt het geschil tot de 66 deelnemers waarvoor een OOK aanwezig is (logische redenatie) en de datum waarop de POK is afgesloten.
Het Hof oordeelt dat het niet aan de Inspecteur is om de inschrijvingseis te toetsen. Het Hof verwijst ter onderbouwing naar HR 22 september 2017. De onderwijsinstelling heeft immers bij brief bevestigd dat de werknemers als student zijn ingeschreven per 31 juli 2012. De toetsingsbevoegdheid is toegekend aan de Onderwijsinspectie en deze heeft geen vraagtekens gezet bij de inschrijving of de diploma-erkenning. De student mag er dan vanuit gaan dat aan het door hem te volgen onderwijs een erkend diploma verbonden is.
De Inspecteur stelt als laatste strohalm nog het aantal opleidingsuren ter discussie, werken is geen BPV, werknemers beschikken al over vereiste kennis, BPV is later gestart etc. Het Hof verwerpt het verweer van de Inspecteur door te verwijzen naar de arresten van de Hoge Raad van 22 september 2017 en de diploma’s van de deelnemers.
Noot fiscaal jurist: winst in WVA-zaak
Het kapstokje van de Belastingdienst waaraan de hele WVA-problematiek wordt opgehangen, valt meer en meer uit elkaar. Deze zaak is daar een goed voorbeeld van. Ons kantoor heeft diverse WVA-zaken onderhanden waarbij een soortgelijke discussie over de erkenning van onderwijsinstellingen bestaat. Fijn dat deze uitspraak van het Hof de gerechtigheid voor deze ondernemers weer een stuk dichterbij brengt.