Wel beroepsopleiding, geen BPV in kader WVA
Er wordt veel geprocedeerd over een vermindering voor de loonheffing voor scholing, de zogenaamde WVA. Vaak gaat het in procedures "mis" omdat onvoldoende aannemelijk wordt gemaakt dat er voldoende scholing in de praktijk heeft plaatsgevonden, de zogenaamde Beroepspraktijkvorming (of BPV). Meestal speelt dit niet bij zuivere productiebedrijven, maar bij uitzendbureau's of detacheringsbureau's, zo ook in deze casus.
Beroepspraktijkvorming niet aannemelijk gemaakt
Belanghebbende exploiteert een uitzendbureau dat zich bezighoudt met het uitlenen van voornamelijk Poolse werknemers in (onder meer) de voedingsindustrie. In de onderhavige jaren heeft zij haar werknemers een scholingstraject aangeboden. Hiertoe heeft zij met een erkende onderwijsinstelling een overeenkomst gesloten voor het volgen door de medewerkers van de beroepsbegeleidende leerweg van de opleiding “Assistent medewerker voedingsindustrie", niveau 1 met Nederlands als tweede taal (NT 2). De (crebo) erkende opleiding wordt in 2008 - 2012 binnen het bedrijf verzorgd, de werknemers kunnen een MBO-diploma behalen. Na een boekenonderzoek legt de inspecteur diverse naheffingsaanslagen op. Partijen komen er niet uit en belastingplichtige stapt naar de rechter. De Rechtbank Zeeland - West Brabant oordeelt dat de werkgever voor geen enkele werknemer recht heeft op de aftrek in het kader van de WVA. Het is niet aannemelijk dat er sprake is geweest van BPV in de zin van de wet.
De rechter kan uit de verstrekte bescheiden niet afleiden of de werknemers zijn getoetst op specifieke onderdelen. Het is ook onduidelijk hoe is getoetst en hoe de beoordeling heeft plaatsgevonden.
Noot fiscaal jurist
In deze casus ging het voor de BPV niet de goede kant op. De BPV is onvoldoende met concreet bewijsmateriaal aannemelijk gemaakt, een dun opleidingsdossier derhalve. De redenen waarom het hier mis ging zijn eenvoudig:
- Er zijn opleidingsdossiers die geen dagtekening en / of handtekening bevatten.
- De opleidingsdossiers bieden geen inzicht in de wijze waarop de werknemers zijn getoetst.
- Er wordt door de Rechtbank geen waarde toegekend aan de verklaringen van werknemers, de onderwijsinstelling en / of de praktijkbegeleiders (reden: is een algemeen verhaal en de getuigen zeggen niet specifiek iets over de leerdoelen, rapportages, etc.).
- Er zijn geen voortgangsrapportages.
- Er zijn geen vastleggingen van de leerdoelen.
Bijzonder in deze casus is dat de inspecteur de kosten van de procedure van belastingplichtige moet betalen, dit dan weer wel volgens een forfaitaire regeling (besluit proceskosten).
Bron geen BPV bij WVA
Rechtbank Zeeland - West Brabant d.d. 15 december 2016 ECLI NL RBZWB 2016 8423.