Vlinders door WVA-zaak
Niet vaak krijg ik vlinders in mijn buik van een uitspraak van de Rechtbank, dit is er echter zeker één voor op het lijstje. Een bijzondere uitspraak van Rechtbank Noord-Nederland. Bijzonder omdat de rechters de zaak tot in detail hebben afgepeld waardoor een zeer uitgebreide casus, met eenzelfde hoeveelheid aan schrijfwerk, uiteindelijk overzichtelijk op enkele A-4tjes wordt weergegeven. In dit artikel heb ik mij beperkt tot de essentie van de geschilpunten. Een uitgebreidere behandeling zou de lengte van dit artikel niet ten goede komen. De rest van de uitspraak is echter bijna net zo boeiend en voor de praktijk ook zeker van belang!
Casus: vlinders door WVA-zaak
Een ondernemer heeft 53 werknemers een opleiding laten volgen bij erkende onderwijsinstellingen. De opleidingen zijn geregistreerd in het Crebo-register, de benodigde overeenkomsten zijn opgesteld en de deelnemers hebben diploma’s en certificaten behaald. Over en weer is veel geschreven. De rechters hebben uit het schrijfwerk de vragen gedestilleerd die van belang zijn voor de beoordeling. Voor de praktijk zijn dit de belangrijkste:
- Is de volledige beroepspraktijkvorming (BPV) vereist? Antwoord: nee, de Hoge Raad heeft immers op 20 oktober 2017 geoordeeld dat de werknemers de BPV van een deelkwalificatie van een beroepspopleiding moeten hebben gevolgd.
- Hebben de werknemers van de ondernemer de BPV gevolgd? Antwoord: ja, hoewel in beroepsfase 24 certificaten zijn verstrekt, acht de Rechtbank het aannemelijk dat de overige werknemers ook een certificaat hebben behaald. De Rechtbank overweegt dat de ondernemer vanaf het begin heeft aangegeven dat alle werknemers een certificaat dan wel een diploma hebben behaald. De Rechtbank wijst vervolgens naar de arresten van de Hoge Raad van 22 september 2017 waarin is geoordeeld dat een certificaat / diploma volstaat als bewijs voor gevolgde BPV. De Inspecteur wringt zich nog in verschillende bochten, onder meer door te stellen dat de certificaten niet zijn ondertekend door de werknemer zelf en daardoor bewijskracht missen. De Rechtbank maakt hier echter korte metten mee door te oordelen dat slechts van belang is dat het certificaat is uitgereikt door de examencommissie van de onderwijsinstelling.
- De POK vermeldt de Crebo-code van de volledige opleiding. Is dit een probleem voor WVA? Antwoord: nee, de Crebo-code van de beroepspopleiding dekt de lading omdat de deelkwalificaties onderdeel uitmaken van deze beroepsopleiding.
- De onderwijsinstelling beschikte voor de beroepsopleiding nog niet over diploma-erkenning. Is dit een probleem voor WVA? Antwoord: nee, de onderwijsinstelling stond reeds voor meerdere beroepsopleidingen geregistreerd in het Crebo-register. Er was dan al sprake van een erkende onderwijsinstelling. Voor WVA is verder vereist dat de opleiding als zodanig in het Crebo staat. Niet van belang is dat de naam van de onderwijsinstelling bij aanvang van de opleiding / afdrachtvermindering als diploma-erkend geregistreerd staat.
De ondernemer krijgt voor een groot deel van de naheffingsaanslag gelijk!
Helaas blijft de naheffingsaanslag wel voor een klein deel in stand omdat een onderwijsinstelling de POK veel te laat heeft ondertekend. Deze onderwijsinstelling heeft daarnaast niet zorg gedragen voor een tijdige artikel 11d verklaring waardoor de afdrachtvermindering voor deze werknemer terecht is nageheven.
Noot fiscaal jurist: vlinders door WVA-zaak
Het is nog niet bekend of de Inspecteur in hoger beroep gaat, dit is wel de verwachting. De uitspraak geeft deze ruimte ook aan de Inspecteur. Met name het oordeel van de Rechtbank over het aantal verstrekte certificaten is voer voor discussie. De Inspecteur zal in hoger beroep aanvoeren dat hij het bestaan betwist waarna de ondernemer deze alsnog moet gaan verstrekken. Zijn deze certificaten er niet, dan ligt de bewijslast bij de ondernemer. Hij moet dan met ander bewijs aannemelijk maken dat zijn werknemers de BPV hebben gevolgd. Iets in mij zegt dat hem dit ook gaat lukken!