Kamervragen WVA-procedure
De afdrachtvermindering onderwijs (WVA) is volgens de Rechtbank enkel van toepassing op diploma's en niet voor deelkwalificaties of -certificaten. Het Gerechtshof is het niet met de Rechtbank eens. Opleidingen die uiteindelijk certificaten afgeven (en geen diploma) komen volgens het Gerechtshof ook in aanmerking voor een WVA-vermindering. Voor veel bedrijven en organisaties is dit een gunstige uitspraak. De bevoegde ministers en de Staatssecretaris denken anders over de WVA dan de rechter. Er zijn derhalve Kamervragen gesteld naar aanleiding van de uitspraak van het Gerechtshof.
De Kamervragen van 23 december 2014 zijn op 27 januari 2015 beantwoord. U kunt deze hier raadplegen.
Korte noot beantwoording Kamervragen WVA
De Staatssecretaris is voornemende om tegen de kraakheldere uitspraak van het Gerechtshof in cassatie te gaan, dit lijkt logisch gezien de omvang (honderden miljoenen) van de mogelijke naheffingen. Lopende zaken kunnen eventueel worden aangehouden, edoch dit is aan de inspecteur. Op grond van het besluit van 7 januari 2015 kan een inspecteur een bezwaarprocedure aanhouden in afwachting van een uitspraak van de Hoge Raad. De Belastingdienst blijft vooralsnog van mening dat deelkwalificaties niet volstaan voor een WVA-vermindering.
Procedure inzake certificaten en de WVA
- Een werkgever heeft 120 werknemers ingeschreven voor een opleidingstraject tot basisoperator. Als de werknemer deze opleiding haalt, dan krijgt deze een certificaat. Er worden uiteindelijk 67 werknemers ingeschreven voor deze opleiding. Het traject Praktijk basisoperator is een onderdeel van de opleiding tot basisoperator. De opleiding is een erkende opleiding en opgenomen in het Centraal Register Beroepsopleidingen (Crebo register). De opleiding kent 4 deelkwalificaties. De werknemers hadden de mogelijkheid om de volledige opleiding te volgen, 4 werknemers hebben dit ook gedaan.
- Er volgt een boekenonderzoek WVA van de Belastingdienst en er worden aanslagen opgelegd. De werkgever gaat in bezwaar en in beroep tegen de opgelegde aanslagen. De werkgever stelt zich op het standpunt dat de beroepsopleiding waaraan de werknemers deelnemen een erkende (Crebo) opleiding is en dat de afdrachtvermindering onderwijs ook mag worden toegepast als uiteindelijk geen diploma wordt behaald door de werknemers.
- De Rechtbank Noord Nederland (Leeuwarden) is van mening dat de WVA niet mag worden toegepast om opleidingen die uiteindelijk recht geven op certificaten of deelkwalificaties. De WVA verwijst in artikel 14 uitdrukkelijk naar artikel 7.2.2 van de WEB (Wet educatie en beroepsonderwijs) en niet naar artikel 7.2.3 (hierin worden de deelkwalificaties genoemd). Daarnaast was de inschrijving niet gericht op het volgen van een gehele opleiding, maar slechts op een deel ervan. Deze werkgever beschikte ook niet over rechtsgeldige praktijkovereenkomsten (POK's) en er wordt soms WVA geclaimd terwijl de werknemers de opleiding niet meer volgen.
- Het Gerechtshof is het niet de Rechtbank eens. Het Gerechtshof komt tot de conclusie dat ook voor zogenaamde deelkwalificaties een afdrachtvermindering in het kader van de WVA kan worden geclaimd. Vorenstaande op grond van artikel 14 van de Wet vermindering Afdracht Loonbelasting en premie voor volksverzekeringen, dit met verwijzing naar de relevante bepalingen in de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB), in deze artikel 1.1.1 en hoofdstuk 7 (met name 7.2.2 en 7.2.4).
Noot Uitspraak Gerechtshof inzake deelkwalificaties
Anders dan de Rechtbank, is het Gerechtshof van oordeel dat artikel 7.2.3 een nadere uitwerking / invulling is van artikel 7.2.2. In zekere zin draait het Hof de zaken voor de deelkwalificaties om: de wet stelt niet dat deelkwalificaties niet in aanmerking komen, dus ze komen (redelijkerwijs) wel in aanmerking.
- “Naar het oordeel van het Hof brengt, nu noch in de wettekst, noch in de toelichting daarop is opgenomen dat deelkwalificaties niet als beroepspraktijkvorming kunnen worden aangemerkt, een redelijke uitleg van artikel 14 van de WVA in combinatie met de desbetreffende bepalingen in de WEB met zich dat tot het volgen van beroepspraktijkvorming van de beroepsbegeleidende leerweg eveneens het volgen van beroepsonderwijs leidend tot deelkwalificaties behoort.”
Dat lijkt inhoudelijk een erg materiële benadering, die in de traditionele belastingrechtspraak veelvuldig opduikt. Als binnen de strenge kaders aan de doelstelling van de regeling wordt voldaan, zal de belastingrechter soepeler zijn in de interpretatie van de regels bij de concrete toepassing daarvan. Die voor de belastingplichtige gunstige aanpak lijkt het beetje bij beetje af te leggen tegen de meer formele benadering van de algemene bestuursrechter.
Die aanpak klinkt ook door in het vervolg van de uitspraak. Naast het oordeel over de deelkwalificaties oordeelt het Gerechtshof ook dat het tijdstip van ondertekening van overeenkomsten niet bepalend is voor het moment waarop de afdrachtvermindering mag worden toegepast nadat met de beroepspraktijkvorming is begonnen. En, belangrijker: de Belastingdienst moet zich onthouden van inhoudelijke oordeelsvorming over de opleiding zelf.
Het Gerechtshof lijkt wel scherp toe te zien op de door hem zogenoemde constitutieve eisen die worden gesteld aan de afdrachtvermindering (artikel 7.2.8). Aan die eisen moet strikt worden voldaan voor de vermindering. Dus redeneringen als … in de bedoeling lag …, iedereen kan toch zien dat … en … in de geest van … volstaan dus niet. Aan dat bewijs worden dus strenge eisen gesteld. Aan die eisen blijkt de belanghebbende te voldoen. Van de andere kant: eisen die de wet niet expliciet stelt, gelden niet.
Voor de overige eisen en voorwaarden is het Gerechtshof aanmerkelijk soepeler en geldt echt de vrije bewijsleer.
Bron WVA en deelcertificaten
Rechtbank Noord Nederland d.d. 4 juni 2013 (ECLI NL RBNNE: 2014 : 3323).
Gerechtshof Arnhem d.d. 16 december 2014 (ECLI NL GHARL : 2014: 9822).
Wetgeving bij uitspraak Gerechtshof Arnhem d.d. 16 december 2014.