Geen WVA omdat de opleiding niet voldoet
Een uitzendbureau - met veelal Poolse werknemers - claimt een loonbelastingvermindering inzake gegeven onderwijs (WVA). Binnen het uitzendbureau wordt een vijftal opleidingen gegeven. De Onderwijsinspectie heeft de opleiding (ook bij het uitzendbureau ) beoordeeld. In de rapporten wordt geconcludeerd dat de opleidingen niet voldoen aan de relevante wetgeving (WEB). Mede omdat de beroepspraktijkvorming niet aannemelijk is en de opleiding niet zou voldoen, worden er naheffingsaanslagen opgelegd. De rechter is het hiermee eens. Het feit dat de werknemers een diploma hebben ontvangen zegt - mede door de rapporten van de onderwijsinspectie - niks over de beroepspraktijkvorming, aldus de rechter. Er is weinig informatie over de beroepspraktijkvorming overlegd. Tja, dan gaat het mis in dergelijke procedures. Belastingplichtige beroept zich nog op allerlei rechtsbeginselen (vertrouwensbeginsel, gelijkheidsbeginsel en opportuniteitsbeginsel), deze verdwijnen in de prullenbak.
Procedure WVA en rapporten onderwijsinspectie
De rechter komt tot de volgende conclusies:
- Rechtsoverweging 8: De rechtbank stelt voorop dat verweerder bevoegd is om te toetsen of aan de voorwaarden voor de afdrachtvermindering is voldaan ...
- Rechtsoverweging 9: Hoewel verweerder geen eigen onderzoek bij eiseres heeft ingesteld, mocht verweerder naar het oordeel van de Rechtbank de rapporten van de onderwijsinspectie ten grondslag leggen aan de onderhavige naheffingsaanslagen. Daarbij heeft de Rechtbank in aanmerking genomen dat die rapporten door het bevoegde en bij uitstek daartoe uitgeruste orgaan zijn opgemaakt, ... Uit de reactie van ROC [vestigingsplaats 2] valt op te maken dat zij in feite erkent dat haar opleidingen niet als een crebo-erkende opleiding kunnen worden aangemerkt, ... Dat de rapporten op een steekproef zijn gebaseerd en niet op alle in geding zijnde jaren betrekking hebben, maakt dit niet anders, ...
- Rechtsoverweging 10: Ondanks de inhoud van vorengenoemde rapporten van de onderwijsinspectie, heeft eiseres gesteld dat is voldaan aan de voorwaarden voor toepassing van de afdrachtvermindering, waaronder in het bijzonder dat de werknemer voor ten minste 60% van de studieduur de beroepspraktijkvorming van de beroepsbegeleidende leerweg volgt (zoals volgt uit artikel 14, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet en artikel 7.2.2, tweede lid, van de WEB). Verweerder heeft dat (uiteindelijk) nog getoetst. Op eiseres rust de bewijslast om aannemelijk te maken dat zij recht heeft op de afdrachtvermindering en dat zij aan voormelde voorwaarde van beroepspraktijkvorming voldoet. Naar het oordeel van de Rechtbank is eiseres hierin niet geslaagd. Daarbij neemt de Rechtbank in aanmerking dat eiseres geen stukken heeft overgelegd waaruit blijkt dat beroepspraktijkvorming, naar eiseres ter zitting heeft gesteld, bij de inleners heeft plaatsgevonden. ...
- Rechtsoverweging 10: ... De wel door eiseres overgelegde stukken hebben betrekking op theorie, op in de klas gemaakte praktijkopdrachten en (de ingebrachte portfolio’s) grotendeels op les in de Nederlandse taal. Uit de omstandigheid dat er praktijkovereenkomsten zijn met de inleners en dat diverse werknemers uiteindelijk wel een (rechtsgeldig) diploma hebben behaald, volgt - mede gelet op de constateringen in de rapporten van de onderwijsinspectie - evenmin dat beroepspraktijkvorming bij de inleners heeft plaatsgevonden. Dat de diploma’s, naar eiseres heeft gesteld, voor de toekenning van de zogenoemde EFS-subsidie van de Europese Unie zijn geaccepteerd, kan aan voormeld oordeel niet afdoen. Eiseres heeft dan ook niet aannemelijk gemaakt dat beroepspraktijkvorming bij de inleners heeft plaatsgevonden.
Bron
Rechtbank Den Haag 15 juli 2016 (ECLI NL RBDHA 2016 10756).
Rechtbank Den Haag 15 juli 2016 (ECLI NL RBDHA 2016 10751).