Wetgeving WVA en certificaten
14 WVA
1. De afdrachtvermindering onderwijs is van toepassing met betrekking tot
a. de werknemer die de beroepspraktijkvorming volgt van de beroepsbegeleidende leerweg van een in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen a tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs bedoelde beroepsopleiding, op de grondslag van een in artikel 7.2.8 van die wet bedoelde overeenkomst, gesloten door de in artikel 7.2.9 van die wet genoemde partijen en mede ondertekend door het bestuur van het desbetreffende kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven;
7.2.2 WEB
Artikel 7.2.2. Onderscheid beroepsopleidingen; niveau; leerwegen
1. De volgende beroepsopleidingen worden onderscheiden:
a. de assistentopleiding,
b. de basisberoepsopleiding,
c. de vakopleiding,
d. de middenkaderopleiding,
e. de specialistenopleiding, en
f. andere opleidingen.
2. De in het eerste lid bedoelde opleidingen bestaan uit:
a. een beroepsopleidende leerweg, omvattend een praktijkdeel van ten minste 20% en minder dan 60% van de studieduur, of
b. een beroepsbegeleidende leerweg, omvattend een praktijkdeel van 60% of meer van de studieduur, dan wel
c. zowel de onder a als de onder b bedoelde leerweg.
3. De opleidingen, bedoeld in het eerste lid, onder a tot en met e, richten zich op de kwalificatie voor opeenvolgende niveaus van beroepsuitoefening, waarbij de assistentopleiding is gericht op het eerste en de middenkaderopleiding en de specialistenopleiding op het vierde en hoogste niveau van beroepsuitoefening.
4. Aan de in het eerste lid bedoelde opleidingen kunnen ten behoeve van individuele deelnemers voorbereidende en ondersteunende activiteiten worden toegevoegd ter bevordering van het kunnen instromen in en met gunstig gevolg voltooien van de opleiding. Deze activiteiten maken geen deel uit van de opleiding. Voorbereidende en ondersteunende activiteiten zijn bestemd voor deelnemers wier vooropleiding naar het oordeel van het bevoegd gezag onvoldoende uitzicht biedt op verwezenlijking van de eindtermen van de opleiding binnen redelijke tijd.
Artikel 7.2.3. Deelkwalificaties
Eindtermen voor beroepsopleidingen zijn onderverdeeld in deelkwalificaties. Een deelkwalificatie is een combinatie van eindtermen, vastgesteld voor een bepaalde beroepsopleiding, die in het licht van de uitoefening van het beroep waarop de opleiding is gericht een zelfstandige betekenis hebben.
3. Tegengaan voortijdige uitstroom
Van de introductie van de kwalificatiestructuur beroepsonderwijs wordt verwacht dat door eenduidige definiëring van uitstroompunten op een voldoende aantal niveaus, een tussentijdse ongekwalificeerde uitstroom tegengegaan zal worden. Het feit dat niet alleen volledige diploma's leiden tot maatschappelijk erkende onderwijsprestaties, zal de deelnemer kunnen stimuleren tot het behalen van deelkwalificaties, die op hun beurt weer een stimulans zullen vormen voor het behalen van de meeromvattende eindkwalificatie. Alhoewel deelkwalificaties een beperktere omvang en reikwijdte hebben dan de volledige kwalificaties, is het niettemin wenselijk de deelnemers een herkenbaar bewijsstuk van de geleverde prestatie te kunnen uitreiken.
Tevens wordt flexibele en tussentijdse instroom voor degenen die in het systeem terugkeren gestimuleerd.`
Tweede Kamer, vergaderjaar 1993-1994, 23 778, nr. 3, p. 38
1. Kernbegrippen
Ten eerste bevat het wetsvoorstel een definiëring van kernbegrippen van de kwalificatiestructuur beroepsonderwijs. Daarbij gaat het om een heldere afbakening van de begrippen: kwalificaties, deelkwalificaties, eindtermen, opleidingen, examens, toetsen, diploma's en certificaten. In het wetsvoorstel is de in de huidige wetgeving gebruikte term «certificaat– eenheden» vervangen door het meer consistente «deelkwalificatie». Vormvereisten voor de eindtermen (zoals de wijze van formulering van een eindterm en de mate van detaillering) zijn niet in de wet opgenomen; de Onderwijsraad wijst hier terecht op. De reden hiervoor is dat de ervaringen met eindtermen in het MBO hebben geleerd dat vormvereisten dermate samenhangt met onderwijskundige uitgangspunten en principes (bijvoorbeeld de keuze tussen taxonomieën), dat daarvoor van de overheid geen bindende voorschriften mogen worden verwacht.`
Tweede Kamer, vergaderjaar 1993-1994, 23 778, nr. 3, p. 41
`Door in het model deelkwalificaties als prestatie te erkennen, gaat een stimulans uit naar de instellingen om het onderwijsaanbod zo in te richten dat de deelnemers zoveel mogelijk deelkwalificaties behalen. Ook in het geval een deelnemer de eindstreep niet haalt - het rendement in het beroepsonderwijs baart de ondergetekenden duidelijk zorgen - maar wel een aantal deelkwalificaties behaalt, is ertoch sprake van prestaties waarbij aanspraak kan worden gemaakt op bekostiging. Ook voor de deelnemer levert dit iets op: de deelkwalificaties hebben een zekere mate van maatschappelijke waarde en zullen terugkeer in het systeem vergemakkelijken. Daarbij geldt tevens dat hoe langer een instelling een leerling kan aansporen om prestaties te leveren en deelkwalificaties te halen, hoe groter de kans is dat ook het einddiploma zal worden gehaald. Via die weg zou een bijdrage kunnen worden geleverd aan de gewenste verbetering van het rendement in deze sector.´
Tweede Kamer, vergaderjaar 1993-1994, 23 778, nr. 3, p. 83.
23 778 Bepalingen met betrekking tot de educatie en het beroepsonderwijs (Wet educatie en beroepsonderwijs)
nr. 10
GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
B
In artikel 7.25, eerste lid, wordt na «ten hoogste twee vakken» ingevoegd: of, indien het een middenkaderopleiding of een specialistenopleiding, bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs betreft, ten hoogste twee deelkwalificaties.