BPV aannemelijk, dan recht op WVA
Wij adviseren vele bedrijven en instellingen bij WVA-problemen. Deze uitspraak geeft iets meer inzicht in het toetsingskader van de rechter en de beperking van de rechten van de Belastingdienst.
Een ondernemer (groothandel in hout) heeft een opleiding (slimmer produceren) laten verzorgen binnen zijn bedrijf. Voor deze opleiding heeft de ondernemer een loonbelastingvermindering geclaimd in 2011 en 2012. Volgens de inspecteur moet de ondernemer de vermindering (WVA) ad ruim € 100.000 terug betalen. De rechter is het met de ondernemer eens, de naheffingsaanslagen worden tot nihil verminderd. De ondernemer wordt volledig in het gelijk gesteld en krijgt nog € 1.500 als immateriële schadevergoeding, dit omdat het allemaal wel erg lang heeft geduurd.
De feiten voor de WVA
De ondernemer heeft een leuke opleiding door een erkende onderwijsinstelling laten verzorgen, dit met hulp van een trainingscentrum. Het betreft een erkende crebo-opleiding met deelkwalificaties. Verder is het volgende van belang:
- er is een OER opgesteld;
- er zijn praktijkovereenkomsten aanwezig;
- er is een onderwijsovereenkomst;
- niet alle overeenkomsten worden overlegd aan de Rechtbank;
- de BPV bedraagt 480 uur;
- sommige overeenkomsten hebben geen dagtekening;
- de POK's zijn niet op dezelfde dag getekend;
- omtrent de opleiding worden de volgende bescheiden aangedragen: presentielijsten, schriftelijke verklaringen van de praktijkbegeleiders en de door hen ingevulde afteken- en beoordelingslijsten. Ook heeft eiseres portfolio’s van een tiental werknemers overgelegd, deze zijn representatief;
- aan sommige werknemers wordt een certificaat uitgereikt (sommige die niet voldoende resultaat hebben behaald krijgen een certificaat van deelname).
Beslissing van de Rechtbank t.a.v. slimmer produceren opleiding
De Rechtbank komt tot de volgende beslissing:
- De Belastingdienst mag toetsen of is voldaan aan de vereisten voor de afdrachtvermindering onderwijs.
- De ondernemer moet aannemelijk maken dat de opleiding is gevolgd en dat deze voldoet aan de wettelijke eisen. Hieraan heeft de ondernemer voldaan (hoewel bewijs niet erg uitgebreid is). Dit komt onder meer doordat de hierboven vermelde informatie is verstrekt. De Rechtbank kent hierbij veel waarde toe aan de OER, het verantwoordingsdocument van de onderwijsinstelling, kwalificatiedossier (koppeling kerntaken en competentie-ontwikkeling), verklaringen van de praktijkbegeleiders en de ondernemer.
- BPV is werken en op de werkvloer wordt rekening gehouden met het niveau van de werknemer (maatwerk).
- De Belastingdienst is niet bevoegd om de kwaliteit van het onderwijs te toetsen, de toelichting van de onderwijsinspectie en het ministerie van OCW acht de Rechtbank minder van belang omdat deze zien op de onderwijskundige toets welke niet bij de Belastingdienst kan liggen.
- Dat het onderwijsprogramma door Censor (niet de onderwijsinstelling) is verzorgd, is geen probleem voor de Rechtbank, uitbesteden is immers toegestaan.
- Aan het rapport van de Onderwijsinspectie worden verkeerde conclusies verbonden.
- Ondertekening van de POK's op verschillende dagen is niet relevant (er is immers een verklaring van het ROC), zie hiertoe het wijzigingsbesluit van de Staatssecretaris van Financiën van 18 december 1997, Stcrt. 1997, nr. 246, pag. 26, blz. 14.
- Volgens de Belastingdienst is de ondernemer geen erkend leerbedrijf, dit is volgens de Rechtbank niet juist.
- Het is op grond van de verklaringen en verstrekte stukken aannemelijk dat er BPV heeft plaatsgevonden, er zijn immers POK's, onderwijsovereenkomsten, portfolio's, opdrachten, presentielijsten en certificaten. Dit wordt nog eens ondersteund met verklaringen van een aantal personen. Eén van de directeuren van eiseres heeft ter zitting voorts geloofwaardig verklaard dat de mate van voortgang van de werknemers door middel van de aftekenlijsten werd bijgehouden en dat Censor er op toezag dat deze lijsten werden afgevinkt en ingeleverd.
- Dat de theorie "slechts" 54 uur in beslag heeft genomen is niet relevant.
Noot fiscaal jurist
Wij voeren vele procedures over de WVA, dit in verschillende stadia. Steeds vaker wordt de Belastingdienst teruggeroepen door de rechter omdat de Belastingdienst van mening is dat het toetskader dat wordt toegepast te ruim is. Tevens wordt van de Belastingplichtige veel info gevraagd om aannemelijk te maken dat de opleiding is verzorgd. De huidige stand van de jurisprudentie is positief. De Belastingdienst lijkt zich niet met de kwaliteit van de opleiding te mogen bezighouden en de rechter is eerder overtuigd van de intenties en informatieverschaffing van de ondernemer.
Bron WVA uitspraak
Rechtbank Den Haag d.d. 6 juni 2017 (ECLI:NL:RBDHA:2017:6435)