Boetes voor WVA onterecht
Een stichting past een subsidieregeling toe (scholingssubsidie, de WVA). De verleende subsidie (loonbelastingvermindering) wordt blijkbaar onterecht geclaimd en er wordt een boete opgelegd van 25%. De Rechtbank is het eens met de naheffingsaanslagen en de opgelegde boetes. De boete wordt door het Gerechtshof met 50% verminderd. Het Gerechtshof vindt dat sprake is van simpele wetgeving waarbij de klant zich heeft laten bijstaan door de deskundige (betrekkelijk eenvoudige formele voorwaarden) en dat hierdoor een verdere matiging van de boete niet hoeft. De Hoge Raad verwijst - op dit onderdeel - terecht deze casus.
Wanneer boete verminderen?
De Hoge Raad gooit deze zaak voor wat het de WVA betreft via artikel 81 RO in de prullenbak. Gelukkig kijkt de Hoge Raad ook nog naar de boetes. Het Gerechtshof heeft onterecht geen rekening gehouden met de cassatieprocedure uit 2009 (zie onder). De Hoge Raad geeft hierbij mee dat moet worden onderzocht in hoeverre de adviseur bij zijn werkzaamheden zou beoordelen of en in hoeverre was voldaan aan de wettelijke voorwaarden voor toepassing van de afdrachtvermindering, en daarmee bij het opmaken van de aangiften rekening zou houden. Het Gerechtshof had dus beter moeten onderzoeken wie wat heeft gedaan. De zaak wordt nu verwezen naar een ander Gerechtshof. In de cassatiezaak komt hiertoe het volgende aan de orde:
- Rechtsoverweging 3.4.1. Bij de beoordeling van de tegen dit oordeel gerichte klacht gelden de navolgende uitgangspunten. Indien een belastingplichtige zich laat bijstaan door een adviseur die hij voor voldoende deskundig mocht houden en aan wiens zorgvuldige taakvervulling hij niet behoefde te twijfelen (hierna: deskundige adviseur), is er geen aanleiding tot het stellen van de algemene eis dat de belastingplichtige zich ter voorkoming van fouten ook zelf in de inhoudelijke aspecten van op hem toepasselijke belastingregelingen verdiept. Dit wordt niet anders door het enkele feit dat hij - al dan niet op grote schaal - gebruik maakt van de desbetreffende regeling, ook niet indien het een regeling als de onderhavige betreft. Reeds hierom kan een belastingplichtige in zo'n geval geen grove schuld ter zake van het niet-betalen van belasting worden verweten op de enkele grond dat hij aan hem toegezonden stukken, die op de desbetreffende belasting betrekking hebben, doorzendt naar zijn deskundige adviseur zonder daarvan zelf kennis te nemen. 's Hofs uitspraak getuigt van een onjuiste rechtsopvatting voor zover daarin de zojuist omschreven uitgangspunten zijn miskend.
Rechtsoverweging 3.4.3. Opmerking verdient in dit verband dat ook indien de belastingplichtige zich in een geval als het onderhavige wél zelf heeft verdiept in de op hem toepasselijke belastingregelingen, hetgeen belanghebbende stelt gedaan te hebben, dat enkele feit nog niet meebrengt dat hij gehouden is om te controleren of zijn deskundige adviseur in de door deze opgemaakte aangiften die regelingen juist heeft toegepast.
Rechtsoverweging 3.4.4. Indien het Hof grove schuld heeft aangenomen omdat het aannemelijk oordeelt dat (C, de gevolmachtigde van) belanghebbende de onjuist bevonden aangiften over de onderhavige tijdvakken zelf heeft beoordeeld, heeft het dat bewijsoordeel onvoldoende gemotiveerd. Het Hof verwijst in dat verband (in onderdeel 4.17 van zijn uitspraak) naar de brief van C aan de adviseur van 28 juni 1998 (hiervoor in 3.1.3 geciteerd). Die brief opent met de mededeling van C dat hij het niet eens is met de aangifte over de maand mei 1998. Zonder nadere motivering, die ontbreekt, is niet begrijpelijk dat het Hof uit die brief concludeert dat C de aangiften heeft beoordeeld over de jaren 1999 en 2000, waarop de aangevochten boete betrekking heeft.
Is de WVA eenvoudig?
De WVA is zeker niet eenvoudig. Zelfs de Belastingdienst heeft deze regeling toegepast en uiteindelijk ruim € 4.000.000 moeten terugbetalen. Lees hiervoor dit artikel.
Bron boete WVA
Rechtbank Den Haag 4 juni 2015 (ECLI NL RBDHA 2015 7478).
Gerechtsof Den Haag d.d. 30 maart 2016 (ECLI NL GHDHA 2016 942).