Belastingdienst onderuit in WVA-zaak
De Belastingdienst likt de wonden na de recente uitspraak van Hof Den Bosch in één van de grootste WVA-zaken tot op heden! Een pijnlijk verlies met een mogelijk sterke precedentwerking. De Belastingdienst beraadt zich op een laatste stap, een cassatieprocedure bij de Hoge Raad. Hoewel het Hof erg ver gaat in de motivering, is het niet te verwachten dat een cassatieprocedure c.q. een terugverwijzing tot een wezenlijk andere uitkomst zal leiden. Dit bleek ook in de zaak bij de Hoge Raad d.d. 22 februari 2019
Procedure WVA
Een uitzendbureau met voornamelijk buitenlandse arbeidskrachten laat de medewerkers een BBL-opleiding volgen, een opleiding waarbij werken en leren gecombineerd wordt. Het uitzendbureau schakelt een externe, erkende onderwijsinstelling in om de medewerkers te begeleiden in het onderwijstraject. De praktijkbegeleiding vindt plaats bij de inlenende bedrijven. Praktijk- en onderwijsovereenkomsten zijn getekend, portfolio’s gevuld (sommige meer, andere minder) en een groot aantal deelnemers sluit de opleiding af met een certificaat of diploma.
Het uitzendbureau past voor de deelnemers de afdrachtvermindering onderwijs toe. De Belastingdienst is het hier niet mee eens en vordert € 14 miljoen aan geclaimde afdrachtvermindering, inclusief renten en boete, terug. Zoals in alle WVA zaken stelt de Belastingdienst dat er wat schort aan de opleiding, de medewerkers hebben geen of onvoldoende praktijkuren gevolgd en er zijn formele gebreken geconstateerd.
De Rechtbank stelt de Belastingdienst in het gelijk. Het Hof maakt echter korte metten met de uitspraak van de Rechtbank. Het Hof oordeelt dat voor afdrachtvermindering niet is vereist dat de volledige opleiding, noch dat de volledige beroepspraktijkvorming wordt gevolgd. Het Hof oordeelt vervolgens dat het feit dat de opleidingen geregistreerd staan in het Crebo, impliceert dat de opleidingen voldoen aan de WEB. Voor de Belastingdienst is er dan geen ruimte om dit zelfstandig nog een keer te toetsen. Voor de werknemers die de opleiding met een diploma of certificaat hebben afgesloten staat vast dat zij de opleiding ook daadwerkelijk hebben gevolgd. Voor deze deelnemers bestaat recht op afdrachtvermindering.
Ten aanzien van de deelnemers die de opleiding niet met een getuigschrift hebben afgesloten oordeelt het Hof dat uit de verstrekte informatie voldoende blijkt dat deze de beroepspraktijkvorming hebben gevolgd. De verstrekte informatie omvat onder meer de registratie van de opleidingen in het Crebo, het feit dat erkende onderwijsinstellingen betrokken zijn geweest bij het opstellen en uitvoeren van het onderwijsprogramma en de deelnemersdossiers waarin zich o.a. vastleggingen van lessen en activiteiten, presentielijsten, evaluaties van gevolgde lessen en verslagen van praktijkopdrachten bevinden.
Het Hof merkt als afsluiter op dat de Belastingdienst een certificaat / diploma alleen kan betwisten ingeval een bijzondere omstandigheid zich voordoet. Expliciet benoemt het Hof hier frauduleus handelen.
Noot fiscaal jurist
Een groot deel van de uitspraak van het Hof is afgeleid van de Hoge Raad arresten (zie onder). Voor de praktijk niets nieuws, hoewel de Belastingdienst zich nog steeds een houding aanmeet alsof de uitspraken in hun voordeel zijn uitgevallen. Iets met ‘tunnelvisie’ schiet dan door mijn hoofd. Verstopt in een enkele rechtsoverweging (r.o. 4.6) van het Hof zit echter een voor de praktijk (mogelijk) belangrijk, nieuw oordeel verweven. Het Hof zegt hier dat het voor afdrachtvermindering niet uitmaakt dat de praktijkovereenkomst het Crebo-nummer bevat van de volledige opleiding. Ter toelichting: de Belastingdienst stelt dat er een mismatch is tussen de praktijkovereenkomst (verwijzende naar de volledige opleiding) en de feitelijk uitgevoerde opleiding waar sprake is van het behalen van deelcertificaten. Dit is in hun ogen een formeel gebrek dat afdrachtvermindering verhindert.
In onze WVA-praktijk hebben wij veel dossiers waar dit punt onderdeel is van het geschil. Telkens wordt door ons verwezen naar de samenhang tussen de diverse formele documenten (de POK, OOK en de Onderwijs- en examenregeling). Het laatstgenoemde document omvat onder meer het inhoudelijke deel van de opleiding. Het Hof treedt buiten deze discussie en oordeelt dat het er niet toe doet wat er op de POK staat. Of het laatste woord hierover gesproken is betwijfel ik. In de tussentijd neem ik de verwijzing naar deze uitspraak mee in onze WVA-geschillen met de Belastingdienst.
Bron WVA-zaak
- Hof Den Bosch 14 december 2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:5651.
- Hoge Raad 15 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:38.
- Hoge Raad 22 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2436.
- Hoge Raad 20 oktober 2017, ECLI:NL:HR:2017:2658.
- Hoge Raad 22 februari 2019 ECLI:NL:HR:2019:136