Belastingdienst mag geen oordeel geven over onderwijs
WVA: de fiscus mag zich niet met onderwijs bemoeien
De adviseur van de Hoge Raad (de Advocaat-Generaal) heeft een opmerkelijke conclusie geschreven in een WVA-zaak. De Belastingdienst mag niet altijd een opleiding beoordelen.
Inleiding WVA en onderwijs
Jongbloed Fiscaal Juristen procedeert voor talloze ondernemers tegen de vele naheffingen voor de afdrachtvermindering onderwijs. Daar hebben we ook al de nodige artikelen over geschreven. In dit artikel stellen wij - thans nog informeel - een conclusie van de Advocaat-Generaal aan de orde.
Goed nieuws over de WVA
Eén van de zaken waarin Jongbloed Fiscaal Juristen procedeert is aanbeland bij de hoogste rechter, de Hoge Raad. Die heeft aan zijn adviseur (Advocaat-Generaal) gevraagd wat hij van de zaak vindt. Die adviseur concludeert[1] klip en klaar:
- “Ik ben van mening dat de wet geen ruimte laat aan de Inspecteur om zelfstandig te (her)toetsen of een in het CREBO genoemde opleiding een voor de afdrachtvermindering kwalificerende beroepsopleiding is. (…) De controle op inhoud en kwaliteit van de opleiding is dus niet aan de belastinginspecteur toevertrouwd.”
Dat lijkt ons niet meer dan juist. Die toetsing komt toe aan de Onderwijsinspectie. En dus niet (nogmaals) aan de fiscus. Vervolgens geeft de Advocaat-Generaal ook een praktisch handvat:
- “De belastinginspecteur die toetst of de in de WVA vermelde opleiding is gevolgd, zal in dit systeem – behoudens diverse andere eisen in die wet – in beginsel slechts controleren of diploma’s zijn uitgereikt aan de werknemers waarvoor afdrachtvermindering is gevraagd. Het behalen van een certificaat voor het gehele praktijkgedeelte (60% of meer van de studieduur) of een diploma voor de beroepsopleiding, impliceert dat de beroepspraktijkvorming is gevolgd.”
Onze conclusie is dan ook dat met een (certificaat of) diploma de afdrachtvermindering terecht is geclaimd.
Standpunt Belastingdienst versus A-G
Deze conclusie van de A-G staat haaks op het standpunt dat de fiscus in procedures inneemt. Het advies van de Advocaat-Generaal is echter niet bindend. Wel weegt het zwaar en wordt het in 70% van de gevallen door de Hoge Raad overgenomen.
Geldt het advies voor alle zaken?
Op zich staat elke zaak op zichzelf en is de beslissing afhankelijk van de exacte feiten en omstandigheden. Wel zal de uitspraak van de Hoge Raad richtinggevend zijn. Er zijn nog wel een paar losse eindjes:
- De Advocaat-Generaal gaat niet in op de vraag wat er moet gebeuren als uiteindelijk geen diploma (of certificaat) wordt uitgereikt. Een opleiding duurt toch al snel een jaar. Op het moment dat aangifte voor de loonheffing moet worden gedaan (waarmee de afdrachtvermindering moet worden verrekend) is vaak nog onzeker of een diploma wordt gehaald. Mag dan toch de afdrachtvermindering worden geclaimd?
- Achteraf is het (riant wonen[2]en) makkelijk praten: geen diploma, geen aftrek, dus terugbetalen. Dat is naar onze mening een veel te rigoureuze consequentie. De (doorgaans) goedwillende ondernemers worden afgestraft voor iets dat ze niet konden zien aankomen.
Conclusie fiscaal jurist
Wij zijn dan ook van mening dat de afdrachtvermindering in stand kan blijven als de ondernemer beschikt over een deugdelijke aanpak (met de nodige getekende overeenkomsten) en een goede opleiding waarbij werd opgeleid voor een diploma (of certificaat) en hij / zij daarom mocht menen terecht aanspraak te maken op de afdrachtvermindering. Vanaf het moment dat die verwachting uit beeld verdwijnt (de werknemer haakt af of gaat uit dienst, de opleiding wordt aangepast, etc.), mag de afdrachtvermindering niet meer worden geclaimd (en moet worden terugbetaald als dat wel is gebeurd).
Laten we na zoveel jaren (en na het aanscherpen van de normen lopende de rit) daarbij het voordeel van de twijfel aan de ondernemer geven. Laat in eerste instantie de Inspecteur stellen en bewijzen dat de opleiding niet zal worden afgerond (bijvoorbeeld door datum uit dienst te noemen of het stoppen met de opleiding anderszins).
Een beetje vertrouwen kan geen kwaad (en de regeling is toch al jaren afgeschaft…).
[1]Conclusie van 11 april 2017, nr. 16/04810, A-G Niessen (nog niet gepubliceerd).
[2]Gejat van Theo Maassen.