Afschrijving Goodwill bij bedrijven
Goodwill kan maximaal in 10 jaar (10% per jaar) worden afschreven, dit ex artikel 3.30 lid 2 wet Inkomstenbelasting. Deze strikte norm heeft niet direct betrekking op de mogelijke afwaardering naar lagere bedrijfswaarde, hiervan kan sprake zijn als de winstgevendheid (de vruchten) minder gunstig uitvallen dan waar men bij de aankoop (verwerving) van de goodwill vanuit was gegaan. In een procedure bij het Gerechtshof Den Haag kwam de aftrekbaarheid van goodwill aan de orde. Het Gerechtshof stelt vast dat de goodwill ineens aftrekbaar van de winst is (artikel 8 Vennootschapsbelasting), de Hoge Raad dacht hier anders over (Hoge Raad d.d. 19 december 2024 ECLI:NL:HR:2024:3598)
Wat is goodwill ?
Een bedrijf heeft werknemers, klanten, winstpotentie, reputatie en hierdoor wordt er winst gemaakt. Dit noemen we goodwill, dus de ingredienten van een bedrijf die ervoor zorgen dat er winst kan worden gemaakt. Deze goodwill zie je veelal niet op de balans maar wordt pas zichtbaar bij een mogelijke verkoop of participatie. De ondernemingsgoodwill (binnen het bedrijf) heeft waarde en de persoonlijke goodwill (samenhangende met de ondernemer) heeft geen of een beperkte waarde. Wilt u een goodwill berekening van uw bedrijf? Stuur ons gerust een e-mail.
Fiscale afschrijving goodwill
Bij een overname van een onderneming (activa) kan sprake zijn van de aankoop van goodwill. De verdeling van de koopsom bij een overname is derhalve van belang omdat op de verschillende activa ook verschillende afschrijvingstermijnen van toepassing zijn (inventaris korter en bedrijfspand langer (of niet). Goodwill die niet van derden is gekocht, bijvoorbeeld zelf gekweekte goodwill, mag niet worden geactiveerd (fiscaal dan) en hierop kan dus niet worden afgeschreven.
Casus bij Gerechtshof Den Haag inzake sneller afschrijven goodwill
De belastingplichtige (een B.V.) brengt de betaalde goodwill niet in 10 jaar ten laste van de winst maar ineens. De inspecteur is het hiermee niet eens. De Rechtbank was het nog met de inspecteur eens, de goodwill kon niet ineens ten laste van de winst worden gebracht. In deze procedure ging het om de goodwill die wordt betaald bij de uitkoop van een maat binnen de maatschap. Een B.V. maakte onderdeel uit van deze maatschap (van fiscalisten en accountants) en wilde de bij de uitkoop betaalde goodwill ineens ten laste van de winst brengen. De B.V. maakt aannemelijk dat de reden om de maat uit te kopen niet een hogere winst als doel hadden. De B.V. stelt dat de maat (in een leidingevende rol) niet langer tot de maatschap kon behoren. De vertrekkende maat heeft beperkt bijgedragen aan de winst / werkzaamheden binnen de maatschap (dit door een traumatische ervaring). Het winstaandeel van de vertrekkende maat bleef echter gelijk. De omzet van de maatschap daalde hierdoor en de winst idem dito. Dat door het vertrek van de maat de winst per maat was gestegen doet aan afschrijving ineens niet af. De Hoge Raad d.d. 19 december 2024 ECLI:NL:HR:2024:3598 casseerde deze zaak. Een vergelijke casus kwam aan de orde bij de Rechtbank Zeeland West Brabant d.d. 9 april 2014
Noot fiscaal jurist inzake afschrijving goodwill
Goodwill loopt meestal in 10 jaar uit de jaarrekening. Soms valt een overname achteraf toch tegen en zijn er redenen om de goodwill sneller ten laste van de winst te brengen (afschrijving naar lagere bedrijfswaarde). Dit speelde ondermeer bij hiervoor genoemde procedure bij het Gerechtshof Den Haag maar ook in een procedure bij het Gerechtshof Amsterdam d.d. 14 februari 2023 (ECLI:NL:GHAMS:2023:469). Bij een terugkeer uit de BV wordt de goodwill niet in 10 jaar maar in 3 jaar afschreven (door een accountant). De rechtbank stelt goodwill niet afhankelijk is van persoonlijke omstandigheden van de eigenaar (de accountant was oud en ziek). Het Gerechtshof was het met de rechtbank eens. De accountant was een liefhebber en legt de casus ook nog voor aan de Hoge Raad (Hoge Raad d.d. 20 december 2024 ECLI:NL:HR:2024:1896), die deed er verder niks mee (81 RO)
Bron aftrek goodwill
Gerechtshof Den Haag d.d. 29 oktober 2013 (publicatie 16 april 2014).
Hoge Raad d.d. 19 december 2024 ECLI:NL:HR:2024:3598