Teruggave BPM bij export
Autobedrijven en autohandelaren hebben vaak te maken met de Belastingdienst, zeker wanneer het gaat om de toepassing van de BPM (Belasting Personenauto’s en Motorrijwielen) bij export van voertuigen. In een uitspraak van de Rechtbank Gelderland d.d. 18 april 2023 (ECLI:NL:RBGEL:2023:2227) is de Belastingdienst in het ongelijk gesteld, wat hoop biedt voor autohandelaren die te maken hebben met naheffingsaanslagen BPM in verband met export naar buiten de EU/EER via een andere EU-lidstaat zoals - in deze procedure - Duitsland.
BPM Teruggaaf bij Export
Bij export van een voertuig vanuit Nederland naar een EU-lidstaat of EER-land kan de exporteur onder voorwaarden recht hebben op teruggaaf van (rest-)BPM. Deze voorwaarden omvatten onder andere dat de tenaamstelling in Nederland wordt beëindigd en dat het voertuig duurzaam wordt geregistreerd in de betreffende EU-lidstaat of EER-staat.
Praktijk van Door-Export en BPM teruggave
In de praktijk werd het vaak zo geregeld dat de auto’s eerst duurzaam werden geregistreerd in bijvoorbeeld Belgie, Spanje of Duitsland, om daarna verder te worden geëxporteerd naar een bestemming buiten de EU/EER. Op basis van de wet bestond in dergelijke gevallen nog steeds recht op teruggaaf van BPM, zolang er sprake was van een duurzame inschrijving in een EU/EER-land.
De Belastingdienst zag dit echter anders. Volgens de inspecteur moest de auto ook daadwerkelijk naar de EU-lidstaat worden gebracht waar deze werd geregistreerd en stelde dat autohandelaren geen recht hadden op BPM-teruggaaf wanneer de auto slechts tijdelijk in bijvoorbeeld Spanje was geregistreerd voor door-export naar een land buiten de EU/EER.
De Rechtbank in Den Haag oordeelde op 1 maart 2018 (ECLI:NL:RBDHA:2018:2718) dat de Belastingdienst in zulke situaties in het gelijk stond. De rechter vond dat uit de bedoeling van de wetgever volgde dat de auto’s daadwerkelijk naar de EU-lidstaat moesten worden gebracht voor BPM-teruggaaf. Ook het Gerechtshof Den Haag gaf op 6 oktober 2018 (ECLI:NL:GHDHA:2018:4032) de Belastingdienst gelijk.
Een belastingplichtige heeft een verzoek ingediend voor teruggave van BPM (belasting op personenauto's en motorrijwielen) na de export van een auto naar Albanië. De registratie van de auto werd eerst beëindigd in Nederland en daarna in Duitsland opnieuw geregistreerd. Vervolgens werd de auto verkocht aan een persoon in Albanië die de auto rechtstreeks naar Albanië overbracht. Het verzoek om BPM-teruggave werd door de Belastingdienst geweigerd omdat de auto niet naar een EU- of EER-land werd geëxporteerd, wat een vereiste is voor BPM-teruggave volgens de wet. De rechtbank en het hof hebben beide geoordeeld dat de belastingplichtige geen recht heeft op teruggave van BPM, omdat de auto niet werd geëxporteerd naar een lidstaat van de EU of een EER-land. Belangrijke punten:
- Verzoek om BPM-teruggave: De belastingplichtige verzocht om teruggave van € 2.563 BPM na de export van een auto naar Albanië.
- Weigering door Belastingdienst: De Belastingdienst wees het verzoek af omdat de auto naar Albanië was geëxporteerd en niet naar een land binnen de EU of EER.
- Wettelijke bepaling: Volgens artikel 14a van de Wet BPM moet de auto naar een EU- of EER-lidstaat worden vervoerd voor teruggave van BPM. Hieraan was niet voldaan.
- Uitspraak rechtbank en hof: Beide instanties bevestigden dat de belastingplichtige geen recht had op teruggave, omdat de auto niet naar een EU- of EER-land was geëxporteerd.
- Hoger beroep ongegrond: Het hof verklaarde het hoger beroep ongegrond en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.
- Geen proceskostenveroordeling: Er werd geen proceskostenvergoeding toegekend aan een van de partijen.
Nieuws inzake teruggave BPM bij export
De Rechtbank Gelderland oordeelde echter in 2023 anders, over door-export naar buiten de EU/EER. De rechtbank was het niet eens met de Belastingdienst dat de auto’s daadwerkelijk naar Duitsland moesten worden gebracht om recht te hebben op BPM-teruggaaf. De rechtbank concludeerde dat de wetgever bewust had nagelaten om deze voorwaarde op te nemen in de wet, waardoor de Belastingdienst geen naheffingsaanslag BPM kon opleggen op basis van de vermeende bedoeling van de wetgever.
De Belastingdienst probeerde ook aan te voeren dat er sprake was van misbruik van recht door de voertuigen in Duitsland te registreren enkel met het doel BPM-teruggaaf te verkrijgen. Dit argument werd door de rechtbank afgewezen, omdat er commerciële redenen waren voor de registratie van de auto’s in Duitsland en de inspecteur dit misbruik niet voldoende kon bewijzen.
Aandachtspunten uit deze uitspraak:
- Teruggave BPM: Het bedrijf had teruggaven van BPM gevraagd voor voertuigen die duurzaam in Duitsland waren geregistreerd.
- Naheffingsaanslag: De inspecteur legde een naheffing van € 86.390 op met de redenering dat de voertuigen buiten de EU/EER waren geëxporteerd.
- Wettelijke voorwaarden: De rechtbank stelde vast dat aan de wettelijke voorwaarden voor teruggave van BPM was voldaan (tenaamstelling vervallen, voertuigen naar Duitsland geëxporteerd en daar duurzaam geregistreerd).
- Geen misbruik van recht: De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van misbruik van recht omdat het bedrijf commerciële redenen had om de voertuigen in Duitsland te registreren.
- Intentie van de wetgever: Hoewel de bedoeling van de wet was om teruggave van BPM te beperken tot export naar EU/EER-landen, stond dit niet expliciet in de wet en kon de rechtbank de wettekst niet anders interpreteren.
- Fraus legis (misbruik van de wet): De inspecteur beriep zich op fraus legis, maar de rechtbank wees dit af omdat het hoofddoel van de registraties commercieel was en niet alleen het verkrijgen van BPM-teruggave.
- Overschrijding redelijke termijn: De rechtbank kende een vergoeding van € 3.000 toe wegens overschrijding van de redelijke termijn in de behandeling van de zaak.
- De naheffingsaanslag en boete werden vernietigd. De inspecteur werd veroordeeld tot het vergoeden van € 265 immateriële schade en de Staat tot € 2.735. Het beroep werd gegrond verklaard en de inspecteur moest de proceskosten en het griffierecht vergoeden.
Noot fiscaal jurist inzake BPM teruggave bij export
Sinds 2021 is het een vereiste dat op verzoek van de inspecteur bescheiden moeten worden overlegd waaruit volgt dat het voertuig naar een EU / EER lidstaat is gebracht en hier is inschreven. Sinds 2022 geldt er een andere toevoeging waaruit volgt dat "buiten Nederland wordt gebracht" niet meer geldig is. Er moet sprake zijn van "is gebracht naar de andere lidstaat van de EU/ EER".
De uitspraak van de Rechtbank Gelderland biedt hoop voor autobedrijven die een naheffingsaanslag BPM hebben ontvangen in vergelijkbare situaties van door-export. Het is belangrijk om tijdig bezwaar te maken tegen naheffingsaanslagen BPM en aan te voeren dat er geen wettelijke grondslag is voor naheffing enkel op basis van de veronderstelde bedoeling van de wetgever.
De basis voor een teruggave BPM bij export van een gebruikt voertuig zijn de volgende:
- Het is geen schadevoertuig;
- het voertuig is na 16 oktober 2006 op Nederlands kenteken gezet;
- Het voertuig heeft de status export bij de RDW;
- Formulier teruggave hier invullen;
- Het voertuig is duurzaam geregistreerd in een andere EU lidstaat (of IJsland, Noorwegen of Liechtenstein) en het voertuig wordt naar dit land gebracht (of is er al) dit moet binnen 13 weken plaatsvinden.
Heeft u vragen over dit onderwerp? Neem gerust contact met ons op!