De coulante rechter: boete nog lager door hoger beroep Belastingdienst
"Doe eens normaal man ..." sprak onze Minister President de heer Rutte. Soms denken wij dit bij fiscale procedures ook.
Een transporteur heeft tientallen zware vrachtwagens lopen. Voor het gebruik van de snelweg is hij BZM (Belasting Zware Motorrijtuigen, dag-vignet) verschuldigd. Voor drie vrachtwagens gebeurt dat in april en mei 2013 een aantal maal (totaal 55 keer), niet door een fout van een werknemer.
De Belastingdienst wil de belasting alsnog zien (€ 8 per keer) en legt tevens per overtreding een boete op van € 246. Boete dus 55 keer € 246 is € 13.530.
De transporteur gaat (na bezwaar) in beroep bij de rechter. Deze vindt het wat al te gortig en brengt de boetes terug tot € 100 per stuk (totale boete dus naar € 5.500). De Belastingdienst wil echter bloed zien en gaat in hoger beroep. Onze transporteur vindt het al best en laat het verder lopen.
Het Hof gaat er in hoger beroep goed voor zitten en vindt nog meer nuance. Eerst duikt het Hof in het onduidelijke en niet gepubliceerde beleid en komt tot de conclusie dat de maximumboete per verzuim (in deze gevallen) € 160 is.
Ook ziet het Hof de nodige samenloop. Het stelt vast dat voor drie van de vrachtwagens (goed voor in totaal 40 verzuimen) het de bedoeling was het jaar-vignet te verlengen en dat dat door een fout van een werknemer niet is gebeurd. Vervolgens merkt het Hof dat aan als één verzuim per vrachtwagen. Het brengt vervolgens de boetes terug van 40 naar 3 keer € 160. De overige boetes (15 stuks) worden verhoogd naar € 160. De totale boete wordt dus 18 (3 plus 15) maal € 160 is € 2.880.
Inmiddels komt het stoom bij de Staatssecretaris van Financiën uit de oren. Hij stelt dat degene die in (hoger) beroep gaat (en de tegenpartij doet dat niet) van dat hoger beroep niet slechter mag worden. (Dat is in het ‘normale’ belastingrecht uitgangspunt en noemen we reformatio in peius). Hij redeneert dat onze transporteur het erbij liet zitten bij een boete van € 5.500 en nu, zonder zelf in hoger beroep te gaan, wegkomt met een veel lagere boete van € 2.880. Dus gaat hij naar de Hoge Raad.
In cassatie oordeelt de Hoge Raad dat de Staatssecretaris in beginsel gelijk heeft, maar dat dat anders is “in het geval waarin de beslissing van de hogerberoepsrechter een kwestie betreft waarnaar deze rechter ambtshalve onderzoek behoort te doen”. Daarvan is bij een boete sprake. In de woorden van de Hoge Raad:
“Ingeval de inspecteur in hoger beroep de strafmaat van een bestuurlijke boete ter discussie stelt, is het Gerechtshof gehouden te beoordelen welk boetebedrag naar de omstandigheden van het geval passend en geboden is. Indien dat bedrag lager is dan het boetebedrag dat uit de uitspraak van de Rechtbank voortvloeit, dient het Gerechtshof de uitspraak van de Rechtbank te vernietigen en de boete op dat lagere bedrag vast te stellen.”
De Belastingdienst valt dus in haar eigen wapen.
Moraal
De handelwijze van de Belastingdienst en de Staatssecretaris kost ons (de belastingbetaler) dus ruwweg de helft van de boete plus de kosten van twee procedures. Dat nog afgezien van de kosten voor onze transporteur. Zijn proceskosten zijn waarschijnlijk hoger dat de vergoeding die hij krijgt en de vermindering van de boetes samen.
Zou het niet beter zijn als de Belastingdienst en de Staatssecretaris standaard zouden afzien van het opkomen tegen een door de Rechtbank expliciet beoordeelde en vastgestelde boete (excessen daargelaten)? Het oordeel van een rechter zou toch goed genoeg moeten zijn voor de Staatssecretaris .........