Dochteronderneming of vaste inrichting
Regelmatig adviseren wij klanten die in het buitenland
activiteiten willen opstarten. De eerste vraag die dan aan de orde komt
is of er in het buitenland een juridische entiteit (dochteronderneming)
moet worden opgericht of niet (vaste inrichting). Dit heeft zowel juridisch
als fiscaal gevolgen.
Verschil vaste inrichting of dochteronderneming in het buitenland
Van een vaste inrichting is sprake
als u met bijvoorbeeld uw Nederlandse B.V. in Duitsland activiteiten gaat
opzetten vanuit een kantoor of andere vaste bedrijfsinrichting in Duitsland.
Een vaste inrichting is dus niet een zelfstandige entiteit in het buitenland,
een dochteronderneming is dit wel. Bij een vaste inrichting is derhalve
de Nederlandse entititeit juridisch aansprakelijk voor de activiteiten
in het buitenland. Fiscaal moet de vaste inrichting in het buitenland haar
belastingen betalen.
Bij een bouwproject of installatiewerkzaamheden
is er sprake van een vaste inrichting in het buitenland als dit project
langer dan 12 maanden gaat duren.
Sommige activiteiten of locaties kwalificeren
niet als vaste inrichting, hierbij kan het bijvoorbeeld gaan om een loods
waar u voorraad heeft opgeslagen, dit is volgens vele belastingverdragen
geen vaste inrichting.
Een dochteronderneming is een
aparte rechtspersoon (zeg een GmbH). Omdat een dochteronderneming in het
buitenland zelfstandig aansprakelijk is richting derden, heeft een dochteronderneming
vaak de voorkeur. Daarnaast zien wij bij klanten ook dat een commercieel
motief meespeelt, Duitsers doen nu liever zaken met een GmbH dan een Nederlandse
B.V.
Fiscaliteit en vaste inrichting of B.V.
In het verleden werden buitenlandse activiteiten
opgestart in een vaste inrichting. De reden was dat buitenlandse verliezen
konden worden verrekend met Nederlandse winsten (in hetzelfde jaar). Dit
is nu niet meer zo. De buitenlandse (aanloop)verliezen waren hiermee een
aftrekpost in Nederland, hierdoor betaalde de onderneming in Nederland
minder belasting.
Deze regelgeving is in 2012 aangepast
en behoort dus tot het verleden. Het maakt nu fiscaal niet meer uit of
u een vaste inrichting of een dochteronderneming in het buitenland heeft.
Resultaten moeten zelfstandig aan de buitenlandse eenheid worden toegerekend.
Als u - in bijvoorbeeld Duitsland - een vaste inrichting heeft, dan moet
u fiscaal deze verliezen uit uw Nederlandse winst destilleren. Vorenstaande
geldt niet voor een verlies dat u krijgt bij het stoppen van de activiteiten
(liquidatieverliezen).