Inkeerregeling en bewijslast
Inspecteur moet gerechtigdheid tot buitenlandse bankrekening aannemelijk maken
Henk (fictieve naam) is volgens de Italiaanse belastingdienst in 2008 gerechtigd tot een tweetal bankrekeningen met een bescheiden saldo van ongeveer € 8.000. In 2014 wordt op deze bankrekening ineens € 200.000 bijgeschreven vanuit Luxemburg. De inspecteur denkt dat Henk ook gerechtigd is geweest tot de Luxemburge bankrekening. En omdat 'denken' genoeg is, wordt een aanslag opgelegd. Maar is denken genoeg of moet er ook onderzoek namens de Belastingdienst plaatsvinden?
Procedure inzake buitenlandse bankrekening
Na wat correspondentie zijn Henk en de inspecteur penvrienden geworden. Uiteindelijk komen ze niet tot enig bevredigend resultaat en maken ze de stap naar de rechtbank. Bij de rechtbank is met name in geschil of de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt of Henk gerechtigd is tot de Luxemburgse bankrekening, de inspecteur heeft immers de bewijslast. Henk stelt dat de € 200.000 afkomstig was van een derde en dat hij hierover niet zomaar informatie wil verstrekken. Ook stelt Henk dat zijn buitenlandse bankrekeningen niet zo spannend zijn, omdat het saldo lager is dan het heffingsvrije vermogen. De rechtbank is er snel klaar mee, de inspecteur heeft zijn bewijsvermoeden onvoldoende onderbouwd.
Noot bewijsprocedure inkeerregeling
De inspecteur krijgt in 2019 informatie uit het buitenland met betrekking tot buitenlandse bankrekeningen op naam van Henk. De inspecteur roept vrij eenvoudig dat Henk gerechtigd is tot een Luxemburgse bankrekening. Omdat dit onderzoek ver onder de maat was, gooit de rechter de navorderingsaanslag in de prullenbak. De bewijslast kan ook niet worden omgekeerd (artikel 27e AWR).
Ook als een belastingplichtige weigert om informatie aan de Belastingdienst te verstrekken (op grond van artikel 47 AWR) over zijn buitenlandse tegoeden, moet de Belastingdienst aannemelijk maken dat de belastingplichtige gerechtigd is tot het kennelijk verzwegen vermogen. Anders is navorderen niet mogelijk, aldus de Hoge Raad in 2020. De inspecteur hoeft de omvang van het vermogen niet aannemelijk te maken, maar wel het feit dat er buitenlands vermogen is (dat wordt verzwegen). Nadat helder is dat er buitenlands vermogen is (of in buitenland opgekomen vermogen), kan de discussie plaatsvinden over de hoogte van de navorderingsaanslag. Dan, en niet sneller of eerder, speelt ook de omkering van de bewijslast een rol, tenzij blijkt dat de aanslag te hoog is. Zodra sprake is van omkering van de bewijslast, moet de belanghebbende aannemelijk maken dat het bedrag te hoog is vastgesteld.
Wij adviseren diverse belastingplichtigen bij discussies of meningsverschillen met de Belastingdienst en / of als een second opinion gewenst is. Neem gerust contact met ons op via onderstaand formulier (of bel ons).
Bron buitenlands vermogen en inkeren
Rechtbank Noord Nederland d.d. 30 juni 2022 ECLI:NL:RBNNE:2022:2681
Hoge Raad d.d. 20 november 2020 ECLI:NL:HR:2020:1810
Meer weten van inkeerregeling en bewijslast belastingdienst
- Inkeerregeling
- Beperking inkeerregeling
- Inkeerregeling 12 jaar
- Tipgever en inkeer
- Procedure door JFJ inzake inkeer
- Geen boete bij inkeerregeling
- Inkeerregeling
- De inkeerregeling in 2021
- Inkeerregeling verschoningsrecht
- Inkeerlijn zwartspaarders
- Forse boete buitenlandse bankrekening
- Boete inkeerregeling lager
- Omkering bewijslast en redelijke schatting
- Voortvarend handelen belastingdienst