Inkeerregeling
Wat is de inkeerregeling?
Als u in Nederland woont, moet u uw wereldinkomen en vermogen in Nederland opgeven. Als u dit niet doet, pleegt u een misdrijf. U kunt vrijwillig aan de Belastingdienst melden dat u inkomen of vermogen heeft verzwegen. Hiermee voorkomt u strafvervolging en boetes (maximaal 100%).
Wanneer gebruik maken van de inkeerregeling?
Formeel kunt u nog inkeren als de Belastingdienst u nog niet op het spoor is, een opsomming:
- De inspecteur heeft u nog geen vragen gesteld over uw buitenlandse vermogen.
- De inspecteur heeft nog geen boekenonderzoek aangekondigd waarbij buitenland vermogen ontdekt kan worden.
- De FIOD heeft zich nog niet bij u gemeld inzake onderzoek naar buitenlands vermogen.
Vernietiging boete door vermogen op naam van partner
De Belastingdienst heeft aanslagen en navorderingsaanslagen inkomstenbelasting, evenals vergrijpboeten, opgelegd aan een belastingplichtige vanwege het niet aangeven van een Zwitsers vermogen in de aangiften van 2015 en 2016. Rechtbank Noord-Holland d.d. 15 juli 2024 (ECLI:NL:RBNHO:2024:8775) acht de schatting van het belastbare inkomen redelijk en handhaaft - in eerste instantie - de vergrijpboeten van 225% bij de oorspronkelijke aanslagen. De boeten bij de navorderingsaanslagen worden echter vernietigd, omdat deze uitsluitend voortvloeien uit de keuze om het vermogen volledig aan de belastingplichtige toe te rekenen. De rechtbank concludeert dat de belastingplichtige de vereiste aangiften niet heeft gedaan en dat de bewijslast is omgekeerd. De schatting door de inspecteur, gebaseerd op renseignementen en contante opnames, wordt als redelijk beschouwd. Voor belastingplichtigen is het volgende van belang:
- Geef buitenlands vermogen altijd op – Niet aangeven kan leiden tot forse vergrijpboeten en omkering van de bewijslast.
- Wees alert op onderzoeken door de Belastingdienst – Zodra er correspondentie is over een buitenlands vermogen, is het cruciaal om te handelen.
- Navorderingsboeten zijn niet altijd terecht – In specifieke gevallen, zoals louter een interne herverdeling van vermogen, kunnen deze boeten worden vernietigd. In dit geval worden de vergrijpboeten vernietigd omdat de reden voor de navorderingen enkel is gelegen in de keuze van eiser en zijn echtgenote om het vermogen in box 3 geheel aan belastingplichtige toe te rekenen, de rechtbank ziet niet in dat belastingplichtige daarbij opzet te verwijten valt.
In beginsel legt de Belastingdienst op de voet van paragraaf 26 BBBB in geval van (voorwaardelijk opzet) een vergrijpboete op van 150%. De inspecteur stelt zich op het standpunt dat in dit geval sprake is van strafverzwarende omstandigheden op grond waarvan een boete van 225% gerechtvaardigd is (paragraaf 8 BBBB). Als strafverzwarende omstandigheden heeft verweerder in aanmerking genomen dat eiser het vermogen bewust heeft ondergebracht op buitenlandse bankrekeningen in een land met een bankgeheim om de gelden en de daaruit voortvloeiende contanten buiten het zicht van de fiscus te houden, dat eiser geen gebruik heeft gemaakt van (de vele) inkeerregelingen en dat hij niet volledig heeft meegewerkt aan het onderzoek en ook geen melding heeft gemaakt van de rekening. De rechtbank acht de opgelegde vergrijpboeten van 225% gelet op de door de inspecteur genoemde (en niet betwiste) omstandigheden in onderlinge samenhang bezien in beginsel passend en geboden. Matiging in verband met algemene beginselen of de financiele situatie (geen onderbouwing) bij belastingplichtige komen verder even aan de orde maar de rechtbank gaat hieraan voorbij. De vergrijpboeten op de reguliere aanslagen inkomstenbelasting blijven in stand.
De vergrijpboeten op de navorderingsaanslagen worden echter vernietigd wegens het ontbreken van opzet. Opzet is het willens en wetens handelen of nalaten. De ondergrens van opzet wordt gevormd door voorwaardelijke opzet. Van voorwaardelijke opzet is sprake als iemand bewust de aanmerkelijke kans aanvaardt dat het beboetbare feit zich zal voordoen. De stelplicht en – bij betwisting – de bewijslast dienaangaande ligt bij verweerder. De aanwezigheid van (voorwaardelijke) opzet kan alleen worden aangenomen als de daarvoor vereiste feiten en omstandigheden door de inspecteur overtuigend worden aangetoond (zie Hoge Raad 8 april 2022, ECLI:NL:HR:2022:526). Volgens de rechtbank is hiervan geen sprake.
Contactpersoon
Bij ons op kantoor zijn de heer Arjan Hof FB gespecialiseerd in het begeleiden van "inkeerders". Zij kunnen u de gevolgen vertellen, het contact met de fiscus leggen en de formulieren invullen.