Beperking inkeerregeling
Zwartwerken wordt minder zwaar bestraft dan zwartsparen.
De Eerste en Tweede Kamer zijn akkoord met een inperking van de inkeerregeling. Zogenaamde zwartspaarders kunnen dit jaar nog zonder boete inkeren, vanaf 2010 zal dit niet meer kunnen.
Met ingang van 2010 geldt nieuwe wetgeving voor de vrijwillige verbetering door een belastingplichtige.
- De inkeerder die vrijwillig verbetert binnen een periode van twee jaar na de onjuiste aangifte, komt er nog steeds zonder vergrijpboete vanaf.
- De inkeerder die langer dan twee jaar wacht en dan alsnog vrijwillig verbetert, krijgt altijd een boete. De hoogte van de boete is nog niet geheel duidelijk. In de Tweede Kamer is geroepen dat gedacht moet worden aan een boete van 15%, maar in de Wet staat slechts dat vrijwillige verbetering reden is om de boete (van 100% en 300%) te verminderen. In de Wet staat niet gemeld in hoeverre de boete verminderd moet worden. Het is derhalve afwachten wat in het Boetebesluit komt te staan.
- Zwartspaarders met een spaarrekening die al jaren bestaat, kunnen tot 1 januari 2010 vrijwillig verbeteren zonder boete. Na 2010 zijn nog slechts de jongste 2 jaren boetevrij; de oudste 10 jaren leveren gegarandeerd een boete op.
- Iemand die niet tot inkeer komt en gepakt wordt door de Belastingdienst, kan rekenen op forse boetes: 100% over de periode tot 1 juli 2009, 300% over de periode vanaf 1 juli 2009.
Op termijn wordt de inkeerregeling - volgens de staatssecretaris - afgeschaft. Reden hiervoor is dat op termijn het bankgeheim wordt afgeschaft en er geen reden meer bestaat om inkeer mogelijk te maken.
Vernietiging boete door vermogen op naam van partner
De Belastingdienst heeft aanslagen en navorderingsaanslagen inkomstenbelasting, evenals vergrijpboeten, opgelegd aan een belastingplichtige vanwege het niet aangeven van een Zwitsers vermogen in de aangiften van 2015 en 2016. Rechtbank Noord-Holland d.d. 15 juli 2024 (ECLI:NL:RBNHO:2024:8775) acht de schatting van het belastbare inkomen redelijk en handhaaft - in eerste instantie - de vergrijpboeten van 225% bij de oorspronkelijke aanslagen. De boeten bij de navorderingsaanslagen worden echter vernietigd, omdat deze uitsluitend voortvloeien uit de keuze om het vermogen volledig aan de belastingplichtige toe te rekenen. De rechtbank concludeert dat de belastingplichtige de vereiste aangiften niet heeft gedaan en dat de bewijslast is omgekeerd. De schatting door de inspecteur, gebaseerd op renseignementen en contante opnames, wordt als redelijk beschouwd. Voor belastingplichtigen is het volgende van belang:
- Geef buitenlands vermogen altijd op – Niet aangeven kan leiden tot forse vergrijpboeten en omkering van de bewijslast.
- Wees alert op onderzoeken door de Belastingdienst – Zodra er correspondentie is over een buitenlands vermogen, is het cruciaal om te handelen.
- Navorderingsboeten zijn niet altijd terecht – In specifieke gevallen, zoals louter een interne herverdeling van vermogen, kunnen deze boeten worden vernietigd. In dit geval worden de vergrijpboeten vernietigd omdat de reden voor de navorderingen enkel is gelegen in de keuze van eiser en zijn echtgenote om het vermogen in box 3 geheel aan belastingplichtige toe te rekenen, de rechtbank ziet niet in dat belastingplichtige daarbij opzet te verwijten valt.
In beginsel legt de Belastingdienst op de voet van paragraaf 26 BBBB in geval van (voorwaardelijk opzet) een vergrijpboete op van 150%. De inspecteur stelt zich op het standpunt dat in dit geval sprake is van strafverzwarende omstandigheden op grond waarvan een boete van 225% gerechtvaardigd is (paragraaf 8 BBBB). Als strafverzwarende omstandigheden heeft verweerder in aanmerking genomen dat eiser het vermogen bewust heeft ondergebracht op buitenlandse bankrekeningen in een land met een bankgeheim om de gelden en de daaruit voortvloeiende contanten buiten het zicht van de fiscus te houden, dat eiser geen gebruik heeft gemaakt van (de vele) inkeerregelingen en dat hij niet volledig heeft meegewerkt aan het onderzoek en ook geen melding heeft gemaakt van de rekening. De rechtbank acht de opgelegde vergrijpboeten van 225% gelet op de door de inspecteur genoemde (en niet betwiste) omstandigheden in onderlinge samenhang bezien in beginsel passend en geboden. Matiging in verband met algemene beginselen of de financiele situatie (geen onderbouwing) bij belastingplichtige komen verder even aan de orde maar de rechtbank gaat hieraan voorbij. De vergrijpboeten op de reguliere aanslagen inkomstenbelasting blijven in stand.
De vergrijpboeten op de navorderingsaanslagen worden echter vernietigd wegens het ontbreken van opzet. Opzet is het willens en wetens handelen of nalaten. De ondergrens van opzet wordt gevormd door voorwaardelijke opzet. Van voorwaardelijke opzet is sprake als iemand bewust de aanmerkelijke kans aanvaardt dat het beboetbare feit zich zal voordoen. De stelplicht en – bij betwisting – de bewijslast dienaangaande ligt bij verweerder. De aanwezigheid van (voorwaardelijke) opzet kan alleen worden aangenomen als de daarvoor vereiste feiten en omstandigheden door de inspecteur overtuigend worden aangetoond (zie Hoge Raad 8 april 2022, ECLI:NL:HR:2022:526). Volgens de rechtbank is hiervan geen sprake.
Noot
Zwartwerken wordt bestraft met een boete van 100%. Zwart sparen wordt dadelijk wellicht bestraft met een boete van 300%, dit zonder toetsing van de rechter. Straffen om gedrag te veranderen is aanbevelenswaardig, een straf van een dergelijke omvang met de genoemde rechtsongelijkheid is niet redelijk.