Artikel 3a Uitvoeringsbesluit BPM
-
Vrijstelling van belasting wordt verleend voor personenauto’s,
motorrijwielen en bestelauto’s die zijn geregistreerd in het buitenland en
die vanuit dat land voor een periode van ten hoogste twee weken in
Nederland ter beschikking staan van een in Nederland wonende natuurlijke
persoon en zijn inwonende gezinsleden, of van een in Nederland
gevestigd lichaam. -
De vrijstelling wordt slechts verleend indien:
a. de in het eerste lid bedoelde persoon en zijn inwonende gezinsleden,
onderscheidenlijk het in het eerste lid bedoelde lichaam, in Nederland met
het motorrijtuig geen gebruik hebben, onderscheidenlijk heeft, gemaakt
van de weg in de twaalf maanden voorafgaand aan de periode van
terbeschikkingstelling in Nederland;
b. een beroep op de vrijstelling wordt gedaan vóór aanvang van het
gebruik van de weg met het motorrijtuig in Nederland, door middel van
een elektronische melding;
c. de in het eerste lid bedoelde persoon en zijn inwonende gezinsleden,
onderscheidenlijk het in het eerste lid bedoelde lichaam, in de twaalf
maanden volgend op de aanvang van de periode van ten hoogste twee
weken, bedoeld in het eerste lid, in Nederland met het motorrijtuig
uitsluitend gebruik maken, onderscheidenlijk maakt, van de weg
gedurende deze periode van ten hoogste twee weken. -
De vrijstelling kan mede worden verleend indien door aantoonbare
overmacht niet is voldaan aan de voorwaarde, bedoeld in het tweede lid,
onderdeel b, mits zo snel mogelijk na aanvang van het gebruik van de
weg alsnog de elektronische melding, bedoeld in het tweede lid,
onderdeel b, wordt gedaan, onder opgave van de dag waarop het gebruik
van de weg is aangevangen en de redenen waarom niet eerder een
beroep op de vrijstelling kon worden gedaan. -
De vrijstelling wordt verleend aan de in het eerste lid bedoelde
natuurlijke persoon onderscheidenlijk het in het eerste lid bedoelde
lichaam. -
Indien voor een motorrijtuig waarvoor een beroep op de vrijstelling is
gedaan niet of niet langer wordt voldaan aan een in het eerste of tweede
lid genoemde voorwaarde, stelt degene aan wie de vrijstelling is verleend
de inspecteur daarvan onverwijld in kennis. -
Indien de in Nederland wonende natuurlijke persoon of een
inwonend gezinslid van deze persoon, onderscheidenlijk het in Nederland
gevestigde lichaam, met het motorrijtuig in Nederland gebruik blijft
maken van de weg na het verstrijken van de in het eerste lid bedoelde
periode van twee weken, vervalt de vrijstelling en wordt de verschuldigde
belasting op aangifte voldaan uiterlijk op de laatste dag van deze periode
van twee weken. -
Indien in andere situaties dan als bedoeld in het zesde lid, de in
Nederland wonende natuurlijke persoon of een inwonend gezinslid van
deze persoon, onderscheidenlijk het in Nederland gevestigde lichaam,
opnieuw gebruik maakt met het motorrijtuig van de weg in Nederland in
de vijftig weken volgend op de in het eerste lid bedoelde periode van twee
weken, vervalt de vrijstelling en wordt de verschuldigde belasting door
degene aan wie de vrijstelling is verleend op aangifte voldaan vóór de
hernieuwde aanvang van het gebruik van de weg. -
Indien het beroep op de vrijstelling, bedoeld in het tweede lid,
onderdeel b, elektronisch wordt ingetrokken vóór de dag waarop volgens
het elektronische beroep op de vrijstelling het gebruik in Nederland van
de weg aanvangt, geldt het beroep als niet gedaan.