Aanpassing M biljet en C biljet
Een uitspraak van de Hoge Raad d.d. 22 maart 2024 kan gunstig uitpakken voor mensen die een C biljet of M biljet hebben ingevuld. De Hoge Raad volgt in haar arrest de conclusie van de AG. Het maakt hierbij wel uit of de aangifte is ingediend voor en na deze datum (veelal voor of na 1 april 2024). Als de belastingdienst voor 1 april 2024 is ingediend zal de belastingdienst geen rekening houden met deze gunstige uitspraak, dan moet u dus zelf in de pen klimmen. Als aanslagen op 22 maart 2024 nog niet onherroepelijk vaststonden heeft u recht op de gevolgen uit deze gunstige uitspraak van de Hoge Raad.
Uitspraak Inzake premiedeel bij M en C Biljet
De standaard heffingskortingen bestaan uit een IB deel, een AOW deel, een ANW deel en een Wlz deel. Het AOW deel, Anw deel en Wlz deel vormen samen het premiedeel. In deze casus was het de vraag in hoeverre een buitenlands belastingplichtige recht heeft op heffingskortingen en hoe deze moet worden berekend.
De uitspraak van de Hoge Raad ging het over het volgende:
- De heer X woont in Polen.
- De heer X heeft een deel van het jaar in Nederland gewerkt.
- De heer X geniet ook een AOW uitkering (belast in Nederland).
- De heer X is van januari tot juli premieplichtig voor de premie volksverzekeringen.
- De heffingskortingen van de heer X zijn verminderd door de belastingdienst (algemene heffingskorting, arbeidskorting en alleenstaande ouderenkorting).
- De heer X is van mening dat hij recht heeft op de volledige alleenstaande ouderenkorting (inclusief premiedeel).
- Volgens de inspecteur is dit niet het geval omdat zijn wereldinkomen hoger is dan 38.000 euro.
- Volgens de Hoge Raad is voor de inkomensafhankelijke heffingskortingen slecht het Nederlandse inkomen van belang (en dus niet het wereldinkomen).
- Er bestaat geen recht op de algemene heffingskorting en de ouderenkorting
Aangifte voor 1 april 2024 ingediend
De belastingplichtige krijgt voor 1 juli 2024 van de belastingdienst een reactie op de aangifte inkomstenbelasting 2023. Dit zal meestal een voorlopige aanslag inkomstenbelasting 2023 zijn. Hierbij is nog geen rekening gehouden met deze gunstige uitspraak. Bij het invullen van het M Biljet en C Biljet hoeft er naar aanleiding van dit arrest niet te worden aangepast, heeft de belastingdienst laten weten. De belastingdienst zal uiteindelijk - bij het opleggen van de definitieve aanslag - rekening houden met de gevolgen van dit arrest of zal de aanslag ambtshalve herstellen.
Aangifte na 1 april 2024 ingediend
De belastingplichtige krijgt meestal niet voor 1 juli 2024 van de belastingdienst een reactie op de aangifte inkomstenbelasting 2023. Dit zal meestal een voorlopige aanslag inkomstenbelasting 2023 zijn. Hierbij is nog meestal wel rekening gehouden met deze gunstige uitspraak. Bij het invullen van het M Biljet en C Biljet hoeft er naar aanleiding van dit arrest niet te worden aangepast, heeft de belastingdienst laten weten. De belastingdienst zal uiteindelijk - bij het opleggen van de definitieve aanslag - rekening houden met de gevolgen van dit arrest of zal de aanslag ambtshalve herstellen.
Geen voordeel voor M bilet of C biljet
Als de aanslag op 22 maart 2024 al definitief vaststond (onherroepelijk) dan wordt er geen ambtshalve verminder verleend.
Noot fiscaal jurist inzake heffingskortingen bij wonen in buitenland met inkomen uit Nederland
In de zaak tussen belanghebbende [X] en de Inspecteur van de Belastingdienst, waarbij het verzoek van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant aan de Hoge Raad om prejudiciële beslissing centraal staat, wordt een belastingaanslag voor het jaar 2021 betwist. Belanghebbende woonde in Polen en was buitenlands belastingplichtig in Nederland met een inkomen uit AOW van € 7.991 en niet in Nederland belastbare inkomsten van € 47.762.
Het geschil
Het geschil betreft de toepassing van de ouderenkorting voor niet-kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen.
Prejudiciële vraag:
De prejudiciële vraag die voorligt is hoe de heffingskorting voor volksverzekeringen (PVV-deel) van de ouderenkorting berekend moet worden voor een buitenlandse belastingplichtige die (een deel van het jaar) premieplichtig is in Nederland.
Conclusie Hoge Raad
De Hoge Raad concludeert dat voor een niet-kwalificerende buitenlandse belastingplichtige de ouderenkorting voor volksverzekeringen gebaseerd moet worden op het in Nederland belastbare inkomen. Dit is in lijn met de systematiek van de Wet IB 2001 en de Wfsv. De berekening van de heffingskorting moet tijdsevenredig worden verminderd afhankelijk van de duur van de premieplicht.