Aanpassing kwalificerende buitenlandse belastingplicht
Nederland moet Spaanse hypotheekrente in aftrek toestaan
Kern van de zaak
De Hoge Raad is van mening dat Nederland de hypotheekrenteaftrek van een Spaanse hypotheek voor een eigen woning in Spanje niet mag weigeren. De heer X (we noemen hem Henk, een Nederlander die in Spanje woont) kan voor deze aftrekpost in Spanje namelijk geen gelijkwaardige aftrek te gelde maken. Henk heeft inkomen uit Nederland en uit Zwitserland. Het Gerechtshof is van mening dat Henk de hypotheekrente niet kan aftrekken, de Hoge Raad stelt prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie (zie onder) en is het vervolgens met Henk eens. Volgens de Hoge Raad is de Schumacker-jurisprudentie van toepassing op Henk. De Hoge Raad verwijst de zaak naar een ander Gerechtshof omdat moet worden onderzocht om te kijken in welke verhouding de hypotheekrente kan worden afgetrokken (immers 60% van het inkomen van Henk komt uit Nederland).
De procedure over hypotheekrente bij buitenlandse woning
Op 9 februari 2017 heeft het Hof van Justitie uitspraak gedaan in de zogenaamde X-zaak (C-283/15). In deze zaak draaide het om een inwoner van Spanje die zijn inkomen voor 60% verdiende in Nederland en voor 40% in Zwitserland. In Spanje had hij verder geen arbeidsinkomen maar wel een eigen woning en een hypotheekschuld waarvan hij de rente wilde aftrekken. Tot en met 2014 kon een buitenlands belastingplichtige onder gebruikmaking van de zogenaamde keuzeregeling de hypotheekrente aftrekken in Nederland. In deze situatie pakte dat echter nadelig uit, aangezien daarmee ook zijn Zwitserse inkomen in Nederland werd meegeteld. De belastingplichtige was van mening dat Nederland toch aftrek moest toestaan en deed hierbij het beroep op het vrije verkeer van artikel 49 VWEU.
De Hoge Raad had vragen gesteld aan het HvJ hoe omgegaan moet worden in de situatie dat het woonland geen fiscale tegemoetkoming kan geven omdat daar geen inkomen belast is, terwijl ook de bronstaten op basis van nationale wetgeving aldaar geen aftrek van bijvoorbeeld de hypotheekrente uit het woonland toestaat.
In het Schumacker-arrest is reeds bepaald dat voor werknemers die meer dan 90% van het inkomen in een ander land dan het woonland verdienen, het bronland deze belastingplichtige niet anders mag behandelen dan een inwoner van dat bronland. In combinatie met de zogenaamde keuzeregeling voor binnenlandse belastingplicht pakte de regeling in Nederland tot en met 2014 in veel situaties veel ruimer uit dan door de EU was voorgeschreven.
In de X-zaak gaat het om een DGA die als zelfstandige wordt aangemerkt en waarbij er meerdere bronlanden zijn en in geen land aan het 90% criterium is voldaan.
In de uitspraak van het HjV van 9 februari 2017 is nu vast komen te staan dat het bronland een pro-rate aftrek moet toestaan indien dit bij gebrek aan inkomen in het woonland aldaar niet mogelijk is.
Noot fiscaal jurist
Een zaak onder oude wetgeving over een specifieke situatie. De sinds 2015 geldende regeling "kwalificerende buitenlandse belastingplicht" sluit juist heel strikt aan bij het 90% criterium. Op basis van deze uitspraak van het HvJ lijkt deze regeling dus in strijd te zijn met het EU-recht. In de wetgeving omtrent de kwalificerende buitenlands belastingplicht is reeds enigzins geanticipeerd op de situatie waarin niet wordt voldaan aan het 90% criterium en waarbij in dit geval Nederland op basis van het EU-recht dan toch aftrekposten zou moeten toestaan. Deze bepaling is echter een algemeen vangnet waarop Nederland een beroep gaat doen in dit soort situaties. Het rechtszekerheidsbeginsel brengt echter met zich mee dat de wetgeving op voorhand duidelijkheid moet bieden. Het lijkt er dan ook op dat de regeling voor kwalificerende buitenlandse belastingplicht aangepast danwel ten minste verduidelijkt dient te worden. Mocht dat niet gebeuren, dan kan een belastingplichtige in dit soort situaties altijd direct een beroep doen op deze uitspraak van het HvJ.
Bron buitenlandse hypotheekrente
Hoge Raad 12 mei 2017 (ECLI:NL:HR:2017:848).
Hof van Justitie 9 februari 2017 C-283/15.
Hoge Raad 20 mei 2015 (ECLI:NL:HR:2015:1258).
Gerechtshof Amsterdam 30 mei 2013 (ECLI:NL:GHAMS:2013:CA3283).