Garagebox behoort tot eigen woning
Garagebox is door gebruik een onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning
dient
Voor de jaren 2001 en 2002 legde de gemeente Amsterdam aan de huurder van
een woning aparte aanslagen onroerendezaakbelastingen (OZB) op voor de
niet aan zijn woning grenzende garage. De bedragen van de aanslagen waren
respectievelijk € 16,74 en € 16,68. Bij het vaststellen van de aanslagen
werd het belastingtarief toegepast voor onroerende zaken die niet in hoofdzaak
tot woning dienen.
Hof Amsterdam oordeelde dat de garagebox moet worden gekwalificeerd als een onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dient. Het Hof acht hierbij van belang dat de garagebox naast het stallen van de auto ook wordt gebruikt voor de fiets, de diepvriezer en het oud papier en dat de huur van de garagebox onlosmakelijk verbonden is met de huur van de woning. Dit leidt ertoe dat de aanslagen worden verminderd tot € 9,91 (2001) en € 9,90 (2002).
De uitspraak
Uitspraak GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Vijfde Enkelvoudige Belastingkamer
PROCES-VERBAAL
van de mondelinge uitspraak in het beroep van X te P, belanghebbende, tegen
twee uitspraken met dagtekening 29 augustus 2003 van Y te Z, verweerder, betreffende de aan belanghebbende opgelegde aanslagen in de onroerendezaakbelastingen (gebruikersbelasting) voor de jaren 2001 en 2002, aanslagnummers 1 en 2.
Het beroep is behandeld ter zitting van 18 november 2004.
Beslissing
Het Hof:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraken van verweerder;
- vermindert de aanslag met nummer 1 tot een bedrag van € 9,91;
- vermindert de aanslag met nummer 2 tot een bedrag van € 9,90, en
- gelast de gemeente Amsterdam het gestorte griffierecht ad € 31 aan belanghebbende
te vergoeden.
Gronden
1.1. De Verordening Onroerendezaakbelastingen 2001 van de gemeente Amsterdam
(hierna: de Verordening) bepaalt - voor zover hier van belang - het volgende:
Belastingplicht
Art. 1
1. Onder de naam onroerendezaakbelastingen worden terzake binnen de gemeente
gelegen onroerende zaken twee directe belastingen geheven:
a. een gebruikersbelasting van degene die naar de omstandigheden beoordeeld
bij het begin van het kalenderjaar een onroerende zaak gebruikt, al dan
niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht, verder
te noemen: gebruikersbelasting;
(…)
Belastingtarieven
Art. 5
1. Voor elke volle fl. 5000 van de heffingsmaatstaf bedraagt:
a. voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen:
1° de gebruikersbelasting: fl. 3,64;
(…)
b. voor onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen:
1° de gebruikersbelasting: fl. 6,15;
1.2. Met ingang van 1 januari 2002 is artikel 5 van de Verordening als
volgt gewijzigd:
Art. 5
1. Voor elke volle € 2268 van de heffingsmaatstaf bedraagt:
a. voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen:
1° de gebruikersbelasting: € 1,65;
(…)
b. voor onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen:
1° de gebruikersbelasting: € 2,78;
1.3. Belanghebbende was op 1 januari 2001 en 1 januari 2002 gebruiker van een garagebox aan de A-straat 1 te P.
1.4. Met betrekking tot de garagebox zijn met dagtekening 31 maart 2002
aan belanghebbende twee aanslagen in de onroerendezaakbelastingen (gebruikersbelasting)
opgelegd voor de jaren 2001 en 2002. De bedragen van de aanslagen zijn
respectievelijk € 16,74 en € 16,68. Bij het vaststellen van de aanslagen
is het belastingtarief toegepast voor onroerende zaken die niet in hoofdzaak
tot woning dienen.
Na bezwaar heeft verweerder bij de bestreden uitspraken de aanslagen gehandhaafd.
2. In geschil is of verweerder terecht de belastingtarieven heeft toegepast voor onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen of dat in dit geval, zoals belanghebbende voorstaat, het belastingtarief moet worden toegepast voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen.
3.1. Belanghebbende heeft aangevoerd dat op het taxatieverslag ("Taxatieverslag
Niet-woningen") bij de waardebeschikking voor zijn garagebox in de zin
van de Wet waardering onroerende zaken (hierna Wet Woz) wordt vermeld "garagebox
tbv wonen". Ter zitting heeft belanghebbende de waardebeschikking en het
taxatieverslag overgelegd.
Belanghebbende heeft ter zitting verklaard dat de woningcorporatie waarvan
hij zijn woning en de garagebox huurt, de garagebox alleen verhuurt aan
huurders van omliggende woningen; dat de garagebox vlakbij zijn woning
ligt; dat de rij garageboxen niet vastzitten aan de woningen, maar dat
dat bij een ander woonblok wel het geval is; dat naast zijn auto ook zijn
fiets, zijn diepvriezer en oud papier in de garage staan en dat er verder
geen berging bij de woning is. Ter onderbouwing heeft belanghebbende ter
zitting de huurovereenkomst van zijn garagebox getoond waarin in artikel
9.4 te lezen is dat de huurovereenkomst zonder opzegging eindigt op de
datum waarop de huurovereenkomst van de woning eindigt.
3.2. Verweerder stelt dat een garagebox niet bestemd is om te dienen als woning; dat met de vermelding "garagebox tbv wonen" op het taxatieverslag bij de waardebeschikking slechts is bedoeld dat de garagebox in een bestemmingsplangebied ligt "bedoeld voor bewoning" ter onderscheiding van garagebedrijven en parkeergaragegebouwen; dat normaal gesproken bij het opleggen van de aanslag in de onroerendezaakbelastingen wordt aangesloten bij de kwalificatie voor de Wet Woz maar dat in dit geval de betrokken ambtenaar bewust de garage als "niet wonen" heeft aangemerkt.
4.1. Artikel 5 van de Verordening is gebaseerd op artikel 220f van de
Gemeentewet. Met betrekking tot dit artikel is in de wetsgeschiedenis het
volgende opgemerkt:
"WOZ-objecten die volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden, zoals schuurtjes
en garages, vallen tevens onder het begrip woning. Worden deze objecten
voor andere doeleinden gebruikt, dan zijn het uiteraard niet-woningen."
(Nota naar aanleiding van het verslag, Kamerstukken II 1996/97, 25 037,
nr. 6, blz. 12)
4.2. Gelet op deze wetsgeschiedenis en op de omstandigheden van dit geval is het Hof van oordeel dat de garagebox moet worden gekwalificeerd als een onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dient, in de zin van artikel 5, lid 1, onderdeel a, van de Verordening. Het Hof acht hierbij van belang dat in casu de garagebox naast het stallen van de auto ook wordt gebruikt voor de fiets, de diepvriezer en het oud papier en dat de huur van de garagebox onlosmakelijk verbonden is met de huur van de woning. Er is dan ook geen reden de garagebox anders te duiden dan als verlengstuk van de woning overeenkomstig de beschrijving op het taxatieverslag "garagebox ten behoeve van wonen".
5. Het Hof zal de aanslag voor het jaar 2001 verminderen tot een bedrag van € 9,91. (fl. 30.000 (waarde van de garagebox): fl. 5000 x fl. 3,64 = fl. 21,84). Het Hof zal de aanslag voor het jaar 2002 verminderen tot een bedrag van € 9,90 (€ 13.608 : € 2.268 x € 1,65).
6. Omtrent proceskosten is niets gesteld of gebleken zodat het Hof geen termen aanwezig acht voor een veroordeling van een partij in de proceskosten op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
De uitspraak is gedaan op 2 december 2004 door mr. J.P.A. Boersma, lid
van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. G.J.H.M. Milder-Wolbers
als griffier. De beslissing is op dezelfde dag ter openbare zitting uitgesproken.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, door genoemd lid van de belastingkamer
en de griffier ondertekend.
Datum: 7 januari 2005
Auteur: mr D.J.B. Jongbloed
Bron: Gerechtshof amsterdam 2 december 2004