Grensoverschrijdende fiscale eenheid VPB
Door uitspraken van het Gerechtshof in Nederland en het Hof van Justitie van de EU moet de Nederlandse wetgeving voor de fiscale eenheid voor de Vennootschapsbelasting worden aangepast. De Staatssecretaris heeft al een besluit opgesteld.
Het vormen van een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting tussen een moedermaatschappij in het buitenland en zustermaatschappijen in Nederland is toegestaan, mits de moedermaatschappij maar in de EU gevestigd is. De zustermaatschappijen mogen niet worden gediscrimineerd omdat ze in eigendom toebehoren aan een moedermaatschappij in het buitenland.
Voor de fiscale eenheid binnen de Europese grenzen heeft het Hof van Justitie van de EU in juni 2014 al duidelijkheid gegeven, dit moet kunnen, aldus de Europese rechters. Kort daarna kwam de Staatssecretaris met een reactie, er wordt gewerkt aan nieuwe wetgeving. Ook voor situaties buiten de EU vindt de Nederlandse rechter nu dat dit moet kunnen (zie onder).
Voorwaarden fiscale eenheid over de grens
Er gelden wel voorwaarden voor de grensoverschrijdende fiscale eenheid voor de Vennootschapsbelasting, de belangrijkste zijn:
- Moedermaatschappij (of tussenholding) moet in de EU gevestigd zijn (maar zie onder, ook buiten de EU moet kunnen).
- De moedermaatschappij moet tenminste 95% van de aandelen (met stemrecht) in de zustermaatschappij bezitten.
- Alle onderdelen binnen de fiscale eenheid moeten hetzelfde regime toepassen.
- De boekjaren van beide entiteiten moeten gelijk lopen.
- De winst binnen de fiscale eenheid moet op dezelfde wijze worden berekend.
Het grootste voordeel van de fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting is dat winsten en verliezen binnen de fiscale eenheid voor de VPB met elkaar kunnen worden verrekend. Dit gaat dus nu ook de grens over, dit kan de Nederlandse overheid veel geld kosten.
Procedure over grensoverschrijdende fiscale eenheid
Een moedermaatschappij is gevestigd in Israël. Deze moedermaatschappij heeft deelnemingen in Israël en in Nederland. De Nederlandse dochtermaatschappij verzocht de Belastingdienst om te worden opgenomen in de fiscale eenheid met haar moeder in het buitenland. Hierbij wordt een beroep gedaan op de non-discriminatiebepaling uit het belastingverdrag tussen beide landen. In deze bepaling staat dat buitenlandse rechtspersonen niet zwaarder (of anders) belast mogen worden dan vergelijkbare rechtspersonen in Nederland. De rechter (het Gerechtshof) is het met de belastingplichtige eens.
Noot fiscaal jurist
De Staatssecretaris zal vast in cassatie gaan tegen deze uitspraak. De Staatssecretaris zal duidelijkheid willen over de non-discriminatiebepaling in belastingverdragen. Het Gerechtshof legt deze bepaling ruim uit, de vraag is of dit ook zo blijft bij de Hoge Raad.
Bron grensoverschrijdende fiscale eenheid
Gerechtshof Arnhem - Leeuwarden d.d. 26 april 2016 (ECLI NL GHARL 2016 3320).
Hoge Raad d.d. 5 februari 2015 ECLI NL PHR 2015 73.
Europees Hof van Justitie d.d. 12 juni 2014 nrs C39/13 C40/13 en C41/13.
Gerechtshof Amsterdam, 11 december 2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:5186.