Kantoorpand of woning voor de overdrachtsbelasting
Sinds er een onderscheid in tarief is gekomen in de overdrachtsbelasting tussen woningen (2%) en overige onroerende zaken (6%), heeft men er weer belang bij om de definitie van een woning goed vast te stellen. Dit heeft geleid tot procedures, met als gevolg dat de Hoge Raad op 24 februari 2017 duidelijkheid heeft verschaft in een aantal arresten.
De overdrachtsbelasting bedraagt wordt in 2023 verhoogd tot 10,4% (2021 en 2022: 8%). Op woningen is het tarief 2%. Voor starters op de woning markt (onder voorwaarden) zelfs 0%.
Aard van het bouwwerk is doorslaggevend
De Hoge Raad geeft aan dat in de Wet Belastingen van Rechtsverkeer geen nadere omschrijving is opgenomen over wat moet worden verstaan onder het begrip woning. Daarom wordt er aangesloten bij de wetsgeschiedenis en daar blijkt dat de wetgever voor ogen had om het lage tarief van toepassing te laten zijn voor bouwwerken die naar hun aard bestemd zijn voor bewoning.
Kantoorpand kan woning zijn
Uit voornoemde blijkt dat een kantoorpand aangemerkt kan worden als een woning. In het arrest van 24 februari met nummer 16/0734 ging het bijvoorbeeld om een in 1895 als stadsvilla bedoeld voor bewoning gebouwd pand dat al jaren in gebruik is als kantoor voor een advocatenkantoor. Het pand bevatte geen keuken of badkamer, maar wel toiletten op de begane grond. Conclusie Hoge Raad: het bouwwerk is naar haar aard bestemd voor bewoning en derhalve is het lage tarief van toepassing.
Pand met woonbestemming kan toch geen woning zijn
In het arrest 16/02257 van eveneens 24 februari jongstleden ging het om een pand dat met de bestemming wonen is gebouwd. Het pand is echter dusdanig ingericht dat het gebruikt kan worden als hospice waar mensen tijdelijk kunnen verblijven met verzorging. Het pand is derhalve naar haar aard bestemd om dienst te doen als verzorgingsinstelling en niet als woning. Conclusie Hoge Raad: het hoge tarief van 6% is van toepassing.