Vrijstelling overdrachtsbelasting bij bedrijfsopvolging onroerend goed
In de Wet op de belastingen van rechtsverkeer 1970 (hierna: Wet BRV 1970) is onder andere de heffing van overdrachtsbelasting geregeld. De overdrachtsbelasting wordt geheven van de verkrijger van de onroerende zaak en bedraagt 2% (woningen) of 6% (in de andere gevallen).
Vrijstelling overdrachtsbelasting familiesfeer
De Wet BRV 1970 kent een aantal vrijstellingen. Eén van deze vrijstellingen ziet op de bedrijfsopvolging in de familiesfeer. Van overdrachtsbelasting vrijgesteld is de verkrijging door één of meer kinderen, kleinkinderen, broers, zusters, of hun echtgenoten, van een ondernemer van goederen die behoren tot en dienstbaar zijn aan diens onderneming die wat de bedrijfsvoering betreft, in haar geheel (al dan niet in fasen) door de verkrijger of verkrijgers wordt voortgezet. Deze voorwaarden zijn weer anders dan voor de inkomstenkomstenbelasting en voor de schenk- en erfbelasting.
Bedrijfsopvolging in 2023 gunstiger
Opvolgers die een onderneming erven of geschonken krijgen zijn minder belasting kwijt over deze verkrijging. De vrijstelling is in 2023 verhoogd van € 1.134.403 (2022) tot € 1.205.871 (2023). Tot zo'n € 1,2 miljoen is de erfenis of schenking dus belastingvrij, boven de grens is 83% van de waarde vrijgesteld voor belastingheffing. De opvolger moet de onderneming wel 5 jaar voortzetten en moet het om een echt bedrijf (materiële onderneming) gaan. De BOR wordt in 2023 of 2024 aangepast (minder gunstig).
Onroerende zaaklichaam
Overdrachtsbelasting wordt geheven van de verkrijger over de door de verkrijger verkregen onroerende zaak. De Wet BRV 1970 bepaalt echter ook dat er overdrachtsbelasting is bij de verkrijging van aandelen in bijvoorbeeld een B.V., N.V. of daarmee vergelijkbaar lichaam. Dit wordt ook wel een onroerende zaaklichaam of een fictieve onroerende zaak genoemd. Indien men bij de verkrijging van de aandelen in een onroerende zaaklichaam aan de voorwaarden voldoet, betekent dit dat er overdrachtsbelasting is verschuldigd over de waarde van de onroerende za(a)k(en) die in bezit zijn van dit lichaam.
Voorbeeld
Tot het vermogen van een B.V. behoren alleen drie panden (geen woningen) die gezamenlijk een waarde in het economische verkeer vertegenwoordigen van € 600.000. De B.V. heeft de panden gefinancierd met een lening van € 500.000. De aandelen van deze B.V. vertegenwoordigen derhalve een waarde van € 100.000. Indien de aandelen in deze B.V. worden verkocht aan een derde, zal deze derde een onroerende zaaklichaam verkrijgen. Dit betekent dat deze derde € 600.000 x 6% = € 36.000 aan overdrachtsbelasting is verschuldigd (en géén € 6.000).
Vrijstelling overdrachtsbelasting familiesfeer en onroerende zaaklichaam
De wettelijke bepaling van de vrijstelling van overdrachtsbelasting bij een verkrijging in de familiesfeer in het kader van de bedrijfsopvolging spreekt over goederen die behoren tot en dienstbaar zijn aan de onderneming. Vorenstaande zou impliceren dat de vrijstelling niet ziet op de verkrijging van aandelen in een onroerende zaaklichaam of fictieve onroerende zaak. Hierover zijn een aantal arresten gewezen, hierna in chronologische wijze toegelicht.
Rechtbank Noord-Nederland, 12 juli 2016, nr. 15/4030
In deze casus heeft eerst afstemming plaatsgevonden met de inspecteur over de toepassing van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit voor de inkomstenbelasting en de schenk- en erfbelasting. Op de vraag of sprake was van een materiële onderneming heeft de behandelende inspecteur schriftelijk bevestigd dat hiervan sprake was. Bij de overdracht van de aandelen is er op de aangifte een bedrag van € 141.360 aangegeven en voldaan. Vervolgens is hiertegen bezwaar aangetekend met een beroep op de vrijstelling voor de overdrachtsbelasting. De Rechtbank heeft hierop geoordeeld dat de vrijstelling ook voor de verkrijging van aandelen in een onroerende zaaklichaam geldt c.q. de verkrijging van een fictieve onroerende zaak en stelt daarmee de inspecteur in het ongelijk.
Rechtbank Noord-Nederland, 26 juni 2017, nr. 15/4224
In dit arrest ging het om een B.V. waarvan de aandelen in 2013 door vader aan dochter zijn geschonken. De B.V. kwalificeerde op dat moment als onroerende zaaklichaam c.q. fictieve onroerende zaak en bezat voor € 5.966.000 aan onroerende zaken. Bij de schenking is er onder andere een beroep gedaan op de schenkingsvrijstelling voor de overdrachtsbelasting. De inspecteur was het daarmee niet eens en heeft een naheffingsaanslag opgelegd van € 328.140. De Rechtbank oordeelt dat ook de verkrijging van aandelen in een onroerende zaaklichaam c.q. fictieve onroerende zaak kwalificeren voor de vrijstelling in het kader van de bedrijfsopvolging.
Hof Arnhem-Leeuwarden, 15 augustus 2017, nr. 16/01058
Dit betreft het door de Inspecteur ingestelde hoger beroep tegen de uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, 12 juli 2016, nr. 15/4030. Het Gerechtshof verklaart het hoger beroep van de Inspecteur ongegrond, waardoor de uitspraak van de Rechtbank blijft staan.
Om over bovenstaande discussie definitief zekerheid te verkrijgen, zal de Staatssecretaris van Financiën in cassatie moeten gaan bij de Hoge Raad.
Bezit u aandelen in een onroerende zaaklichaam en overweegt u om de aandelen over te dragen naar de volgende generatie? Laat uw situatie dan voorafgaand goed beoordelen. Maak hiervoor vrijblijvend een afspraak met de auteur van dit artikel.
Meer weten van vrijstelling overdrachtsbelasting bij bedrijfsopvolging
- Fusies en splitsingen in de overdrachtsbelasting
- Bedrijfsopvolging in overdrachtsbelasting
- Bedrijfsopvolging en overdrachtsbelasting
- Bedrijfsopvolging en onroerend goed
- Bedrijfsopvolging en vastgoed exploitatie
- Aansprakelijkheid notaris overdrachtsbelasting
- Bezwaarschrift overdrachtsbelasting
- Box 3 en onroerende zaken
- Woning kopen en slopen overdrachtsbelasting
- Plannen lagere overdrachtsbelasting