Sectorindeling payrollbedrijven
Veel uitzendbureau's en payrollbedrijven worden ingedeeld in sector (fonds) 52. Deze sector kent een hoog risico (ziekte en werkeloosheid) waardoor de premies hoog zijn. Met een andere sectorindeling kan een uitzendbureau of payrollbedrijf veel geld verdienen. Regelmatig wordt er dan ook geadviseerd over andere sectorindelingen. In dit artikel een uitspraak van de Hoge Raad over de sectorindeling bij een payrollbedrijf.
Payrollbedrijf zonder allocatiefunctie is uitzendbureau
X B.V. is een payrollbedrijf, zij neemt de arbeidsovereenkomsten van de inlener over, waarna de werknemers niet meer in dienst zijn bij de inlener. De werknemers worden geworven en geselecteerd door de inlener. De arbeidsovereenkomst tussen het payrollbedrijf en de werknemers kent geen uitzendbeding (ex artikel 7:691 lid 2 BW). Het bedrijf is ingedeeld in sector 52 (uitzendbureau), dit moet volgens X B.V. een andere sector zijn, namelijk 45 (zakelijke dienstverlening), dit met als gedachte: "we zijn een administratiebedrijf en geen uitzendbureau." Gezien vanuit de Wfsv is de rechter van mening dat er sprake is van een sector 52 bedrijf ! X B.V. krijgt dus ongelijk.
Procedure payrollbedrijf is uitzendbureau voor sectorindeling
Het Gerechtshof in Amsterdam doet op 20 augustus 2015 uitspraak in het voordeel van de Belastingdienst. X B.V. vervult geen allocatiefunctie op de arbeidsmarkt, aangezien de inleners / opdrachtgevers zelf zorg dragen voor de werving en selectie van de werknemers. X B.V. is voor de premieheffing werknemersverzekeringen ingedeeld in sector 52 (uitzendbedrijven); volgens X B.V. dient zij te worden ingedeeld in sector 45 (zakelijke dienstverlening III).
Het Gerechtshof is van oordeel dat voor de toepassing van de Regeling Wfsv ook uitzendbedrijven die werken met uitzendovereenkomsten zonder uitzendbeding in sector 52 dienen te worden ingedeeld. Voor de beslissing van het onderhavige geschil is daarom doorslaggevend of de door belanghebbende met haar opdrachtgevers gesloten overeenkomsten moeten worden aangemerkt als uitzendovereenkomsten als bedoeld in artikel 7:690 BW. Naar het oordeel van het Hof is dat het geval. Uit de wetsgeschiedenis van de Flexwet en jurisprudentie van de civiele rechter leidt het Hof af dat het vervullen van een allocatiefunctie geen constitutief vereiste is voor het bestaan van een uitzendovereenkomst in de zin van artikel 7:690 BW. De Hoge Raad is het op 4 november 2016 eens met het Gerechtshof.