Lage WW-premie voor medewerkers jonger dan 21 jaar
Met de introductie van de Wet Arbeidsmarkt in Balans per 1 januari jl. zijn de sectorale WW-premies komen te vervallen. Met ingang van 1 januari is de hoogte van de WW-premie afhankelijk van de aard van de arbeidsovereenkomst.
Wanneer betaalt de werkgever de lage WW-premie?
De werkgever betaalt de lage WW-premie voor werknemers die werkzaam zijn op basis van een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd die geen oproepovereenkomst is.
Aan de voorwaarde dat een arbeidsovereenkomst schriftelijk is vastgelegd wordt ook voldaan bij een digitale arbeidsovereenkomst.
Er is sprake van een oproepovereenkomst wanneer:
· de omvang van de arbeid niet is vastgelegd in een aantal uren per tijdseenheid van maximaal een maand;
· de omvang van de arbeid niet is vastgelegd in een aantal uren per tijdseenheid van maximaal een jaar waarbij het loon gelijkmatig over het jaar is gespreid; of
· de werknemer op grond van artikel 7:628 lid 5 of artikel 7:691 lid 7 BW (uitsluiting van de loondoorbetalingsplicht) geen recht heeft op het naar tijdruimte vastgestelde loon, indien hij de overeengekomen arbeid niet heeft verricht.
Als geen sprake is van een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd (niet zijnde een oproepovereenkomst), is in principe de hoge WW-premie verschuldigd (7,94%).
De wet kent op dit punt onder meer een uitzondering voor contracten van medewerkers jonger dan 21 jaar. De lage WW-premie (2,94%) is niet afhankelijk van de aard van het arbeidscontract, maar het verloonde aantal uren in het aangiftetijdvak.
Uitzondering medewerkers jonger dan 21 jaar
De werkgever betaalt de lage WW-premie indien een arbeidsovereenkomst is gesloten met een werknemer jonger dan 21 jaar die maximaal 48 uur per aangiftetijdvak van vier weken of 52 uur per aangiftetijdvak van een kalendermaand verloond heeft gekregen.
Het is hierbij dus niet van belang of de arbeidsovereenkomst voor bepaalde of onbepaalde tijd is gesloten of dat het een oproepovereenkomst betreft.
De situatie kan zich voordoen dat de werkgever het ene aangiftetijdvak de lage WW-premie en het andere aangiftetijdvak de hoge WW-premie – namelijk waarin meer dan 48 of 52 uren verloond zijn – moet betalen voor een jongere onder de 21 jaar.
Ook indien de arbeidsovereenkomst gedurende de maand wordt beëindigd, moet worden gekeken naar het totaal aan verloonde uren van dat tijdvak. Dus als een werknemer gedurende 2 weken 20 uur per week verloond heeft gekregen, gaat het om 40 verloonde uren in totaal en moet de werkgever de lage WW-premie betalen.
Voor de toets aan de leeftijd van 21 jaar is de leeftijd van belang die de werknemer had op de eerste dag van het aangiftetijdvak van vier weken of een maand.
Vragen over de Wet Arbeidsmarkt in Balans?
Onze specialisten op het gebied van flexibele arbeid helpen u graag bij juridische of fiscale adviezen over de Wet Arbeidsmarkt in Balans. Wij beschikken over meer dan voldoende expertise om de wetgeving in uw belang te doorgronden.
Bronnen