Fiscale voorraadwaardering
Ten aanzien van de fiscale waardering van voorraad is weinig terug te vinden in de fiscale wetgeving. Er worden handvatten geboden in de vorm van goedkeurend beleid en het overgrote deel zal blijken uit de maatschappelijke opvatting die vormgegeven wordt door jurisprudentie. Vaak wordt voor de inkomsten- en vennootschapsbelasting aansluiting gezocht bij het stelsel dat in de jaarrekening wordt gehanteerd. Het kan daarbij lonend zijn om deze fiscale voorraadwaardering eens kritisch tegen het licht te houden.
Kostprijs van de voorraad
Om de voorraad te kunnen bepalen zullen er eerst handelsgoederen aangekocht dienen te worden. Vervolgens zal bepaald moeten worden wat de aanschaffingskosten van de voorraad zijn. Daarbij kan het zijn dat er voor de bezorging van de voorraad bezorgkosten in rekening worden gebracht of andere provisies of toeslagen worden gehanteerd om de voorraad op de gewenste plek te krijgen. Bij het vaststellen van de aanschafkosten van de voorraad zal hier rekening mee gehouden worden.
Kostprijs van zelf voortgebrachte goederen
Bij het bepalen van de kostprijs van de voorraad van zelf voortgebrachte goederen of halffabricaten wordt gekeken naar de voortbrengingskosten. Daarbij zal veelal een toerekening plaatsinden van directe en indirecte kosten. Daarbij wordt eerst gekeken naar kosten die specifiek aan de fabricaten of halffabricaten zijn toe te rekenen. Vervolgens zal ook kritisch bekeken moeten worden naar andere, meer algemene kosten die wellicht samenhangen met de voortbrenging van de voorraad. Door hier zorgvuldig en kritisch naar te kijken, komt men tot een juiste waardering van de voorraad.
IJzerenvoorraadstelsel
Bij een ijzerenvoorraadstelsel wordt uitgegaan van een voorraad die voor een soepel verlopend productieproces onmisbaar is. Deze vaste voorraad dient als uitgangspunt voor de waardering van de totale voorraad. Ondanks dat het ijzerenvoorraadstelsel onder het IFRS niet (meer) is toegestaan, kan dit stelsel fiscaal nog wel worden toegepast. Het ijzerenvoorraadstelsel leidt in de meeste gevallen tot een fiscaal voordeel in het geval de kostprijs van de voorraad stijgt.
Last-in-first-out en first-in-first-out
Fiscaal is de last-in-first-out, ook wel LIFO genoemd, geaccepteerd als deze per transactie wordt uitgevoerd. Of de FIFO-methode per transactie ook geaccepteerd wordt, is nog niet door een gerechtelijke uitspraak bevestigd. Ten aanzien van de jurisprudentie die hieromtrent is gewezen op basis van de LIFO per transactie zijn er aanknopingspunten om het FIFO-stelsel ook fiscaal toe te kunnen passen. Laat u hier echter goed over informeren.
Lagere marktwaarde
Het waarderen op lagere marktwaarde biedt de belastingplichtige mogelijkheden om de voorraad af te waarderen als sprake is van aanzienlijke waardedalingen. Daarbij mag aangesloten worden bij de prijzen op de inkoopmarkt. Ten aanzien van zelf voortgebrachte goederen is het daarbij mogelijk om op de lagere kostprijs te waarderen (waarvoor ze op balansdatum geproduceerd zouden kunnen worden). Dit laatste betekent ook dat, wanneer er in het productieproces kostenbesparingen worden gerealiseerd waardoor de kostprijs van de voorraad lager wordt, dit tot een (eenmalige) afwaardering tot lagere marktwaarde zou kunnen leiden.
De reden om over te gaan tot het waarderen tegen lagere marktwaarde heeft fiscaal het voordeel dat er een verlies ten laste van de belastbare winst mag worden gebracht. Op grond van het goedkoopmansgebruik is dit gerechtvaardigd op grond van het realiteits- en voorzichtigheidsbeginsel.
Beleid voorraadwaardering
De fiscale waardering van voorraad door detaillisten op het gebied van textiel, kleding, schoenen, meubelen en stoffering is in het besluit van 17 februari 2011, nr. BLKB 2011/178M opgenomen. Dit is één van de weinige beleidsstukken waaruit blijkt op welke wijze voorraad per balansdatum gewaardeerd mag worden. Deze systematiek geeft echter wel voldoende duidelijkheid en zal bij toepassing fiscaal doorgaans leiden tot een lagere waardering dan tegen de kostprijs. Indien er op de balansdatum voorraad staat die ouder is dan drie maanden, dan leidt deze waarderingssystematiek al tot een fiscaal voordeel.
Onroerend goed als voorraad
Onroerend goed kan op twee manieren worden geëtiketteerd, dat kan zijn als een bedrijfsmiddel of als voorraad. Onroerend goed dat is gekocht om uiteindelijk – al dan niet na er de nodige werkzaamheden aan te verrichten – met winst te worden doorverkocht, zal als voorraad dienen. Dit onroerend goed zal gewaardeerd moeten worden op de kostprijs, en deze zal verhoogd moeten worden met investeringen die aan de onroerende zaak worden verricht. Er kan niet worden afgeschreven over dit onroerend goed en er kan slechts een beperkt deel van de kosten aan dit onroerend goed direct ten laste van de fiscale winst worden gebracht. Wordt onroerend goed gekocht voor de verhuur, dan kwalificeert het als bedrijfsmiddel.
Onderhanden werk
Een ander soort voorraad is onderhanden werk of onderhanden projecten. Deze voorraadwaardering vindt veelal plaats op basis van de voortgang van het project, waarbij naarmate het project vordert er ook al winst wordt genomen. Bij omvangrijkere werken of projecten kan dit een zeer complexe materie zijn. Mocht blijken dat het onderhanden werk of het project verlieslatend is, dan biedt dit fiscaal mogelijkheden op grond van het realiteits- en voorzichtigheidsbeginsel.
Noot fiscaal jurist
De fiscale voorraadwaardering hoeft niet aan te sluiten op de waardering van de voorraad zoals deze in de jaarrekening staat gepresenteerd. Het kan lonend zijn uw fiscaal jurist te laten kijken naar uw voorraadwaardering teneinde deze zo laag mogelijk te houden, dit leidt ertoe dat er een groter deel van de voorraad ten laste van de fiscale winst kan worden gebracht.
Neem voor meer informatie gerust contact op met de auteur van dit artikel.