Vrijstelling collectief beheer
Het beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen is onder voorwaarden een BTW-vrijgestelde prestatie. Wij zijn in DIT artikel uitgebreid ingegaan op deze regeling. In dat artikel beschrijven wij dat fondsen die geen ICBE (instelling voor collectieve belegging in effecten) zijn onder de vrijstelling kunnen vallen indien zij voldoende vergelijkbaar met een ICBE zijn. Daarvan is in ieder geval sprake indien:
- De te beleggen gelden zijn samengevoegd en gespreid zijn belegd in verschillende financiële instrumenten die doeltreffend kunnen worden beheerd met het oog op een optimaal resultaat en waarin de individueel belegde bedragen betrekkelijk klein kunnen zijn;
- Door voornoemde samenvoeging het risico van de beleggers wordt gespreid;
- Iedere belegger een evenredig belang heeft bij de beleggingen, maar niet de beleggingen zelf bezit.
De Hoge Raad heeft op 4 december 2020 een interessant arrest gewezen over de vergelijkbaarheid van een fonds met een ICBE. Wij gaan daar in dit artikel nader op in.
Feiten en omstandigheden
Een bedrijf biedt een beleggingsproduct aan. Het product bestaat uit de mogelijkheid voor individuele beleggers om te beleggen volgens één of meer vaste profielen. De profielen verschillen onder meer in het risico en te verwachten rendement. De keuze houdt op bij het type profiel, de rest doet bet bedrijf. Het bedrijf heeft een AFM-vergunning.
Het bedrijf biedt het product in overeenstemming met de Wft aan. Om dit te kunnen doen, heeft het bedrijf een stichting opgericht. De stichting houdt de rekening aan waarop de volgens de profielen te beleggen gelden worden gestort. De stichting zorgt voor de administratie daarbij, belegt de gelden aan voor het verkrijgen van financiële instrumenten, oefent de rechten op deze instrumenten uit en int de op de instrumenten verschijnende uitkeringen. Zij rekent de uitkeringen vervolgens toe aan de afnemers van het product. De bank waar de rekening is ondergebracht houdt de effecten voor rekening en risico van de afnemers in bewaring.
Klanten storten geld op de rekening. Zij hebben een contract met het bedrijf en met de stichting. De klant krijgt een vordering op de stichting ter grootte van de storting. De stichting houdt op individueel klantniveau bij wat de waardeontwikkeling is. Het bedrijf brengt een vergoeding voor de door haar verrichte diensten in rekening aan haar klanten. Het gaat dan om diensten / kosten bij het beheer van het belegde vermogen. Het bedrijf stelt dat sprake is van BTW-vrijgesteld beheer van een beleggingsfonds. Ofwel: het bedrijf verricht beheerdiensten en de stichting belegt.
Het oordeel van de Hoge Raad
De discussie richt zich voor de Hoge Raad op twee onderwerpen:
- De vergelijkbaarheid van het fonds met een ICBE;
- Er is geen sprake van met een ICBE vergelijkbaar bijzonder overheidstoezicht.
De vergelijkbaarheid van het fonds met een ICBE
De Hoge Raad oordeelt dat het fonds vergelijkbaar is met een ICBE. Dat het bedrijf het beleggen bij wijze van opdrachtverlening overlaat aan de stichting doet daaraan niet af. De vordering die een klant heeft op de stichting, die een evenredig deel vertegenwoordigt van de op basis van een bepaald beleggingsprofiel samengevoegd vermogen waarvan zijn gelden onderdeel uitmaken, is voldoende vergelijkbaar met een recht van deelneming. Volgens de Hoge Raad heeft het gerechtshof dat de zaak eerder heeft behandeld terecht aangegeven dat:
- Het vermogen van de klanten van het product zowel in juridische als in economische zin worden samengevoegd;
- De stichting met het gezamenlijke vermogen effecten aan- en verkoopt voor rekening en risico van de gezamenlijke beleggers;
- De stichting dit doet tegen een gelijke vergoeding;
- De stichting dit doet met inachtneming van het beginsel van risicospreiding.
Het Hof heeft verder – terecht – meegewogen dat, indien een belegger zijn vordering opeist, de stichting zoveel effecten verkoopt als nodig om de vordering in geld te kunnen voldoen.
Met een ICBE vergelijkbaar bijzonder overheidstoezicht
Dat het bedrijf een vergunning heeft op grond waarvan zij onder toezicht staat is niet in geschil. Het toezicht verbonden aan die vergunning strekt zich echter niet uit tot het vermogen van de stichting. De Staatssecretaris meent daarom dat geen sprake is van onder vergelijkbaar bijzonder overheidstoezicht als door een ICBE verrichte diensten. Er is alsdan ook geen sprake van dezelfde concurrentievoorwaarden als een ICBE.
De Hoge Raad oordeelt dat ervan moet worden uitgegaan dat de beleggingen van een fonds dat niet een ICBE is, maar wel een Wft-vergunning heeft voor beheerdiensten, is onderworpen aan vergelijkbaar nationaal overheidstoezicht en vergelijkbare concurrentievoorwaarden als beleggingen van een ICBE. Het vereiste bijzonder overheidstoezicht hoeft niet rechtstreeks gericht te zijn op het belegde vermogen. Voldoende is dat de beheerder (of het fonds) aan toezicht van de AFM is onderworpen. Dit is in lijn met het eerdere oordeel van het gerechtshof.
Praktijkbelang
Het van toepassing laten zijn van rechtsregels op 'vergelijkbare' situaties, zoals bij deze BTW-vrijstelling, gebeurt met enige regelmaat. Dit zorgt altijd voor interessante discussies in de praktijk. Dat de Hoge Raad zich hier nu expliciet over uitspreekt, is voor de praktijk van beleggingsfondsen dan ook van groot belang. Met dit arrest is niet ieder onderdeel van deze BTW-vrijstelling ineens uitgekristalliseerd, maar op zijn minst is meer duidelijkheid geschapen.
Noot: wij hebben dit artikel geschreven vanuit de gedachte een goed leesbaar verhaal te brengen. Daarom hebben wij diverse nuances achterwege gelaten. Neem voor toepassing van BTW-vrijstellingen in de praktijk altijd contact op met een specialist.