Versoepeling Regeling Vervroegde Uittreding (RVU) 2021
Een Regeling Vervroegde Uittreding (RVU) is een regeling die vooral als doel heeft om voorafgaand aan pensioenuitkeringen te voorzien in één of meer uitkeringen die bedoeld zijn om de periode tot het ingaan van het pensioen te overbruggen. Dat kan bij de uitbetaling zo benoemd zijn, maar ook blijken uit de omstandigheden, zoals een extra hoge ontslagvergoeding.
Tevens is van een RVU-regeling sprake indien de uitkeringen tot doel hebben het pensioen aan te vullen. Per 2021 vindt een versoepeling van deze regeling plaats, doch deze versoepeling heeft slechts een tijdelijk karakter. In deze bijdrage gaan wij daar nader op in.
NB: de informatie in dit artikel is gericht op werkgevers/inhoudingsplichtigen die mogelijk met de RVU geconfronteerd worden.
Hoe werkt de RVU-regeling nu?
De RVU-regeling is bedoeld om het stoppen met werken voordat de AOW-leeftijd is bereikt niet langer fiscaal te faciliteren. De uitkering, premie of bijdrage die de inhoudingsplichtige (meestal de werkgever) voldoet, wordt belast tegen een vast eindheffingstarief van 52%. Wij maken het gevolg inzichtelijk aan de hand van een ontslagvergoeding voor een oudere werknemer, die mede strekt om de periode tot aan zijn pensioen te overbruggen.
Piet wordt ontslagen en krijgt een ontslagvergoeding van € 250.000 mee, die mede strekt tot overbrugging van de periode tot aan zijn pensioen. De werkgever betaalt hier 52% eindheffing over; een bedrag van € 130.000. De totale lasten van de werkgever bedragen derhalve € 380.000.
Dubbele heffing door de RVU-regeling
De RVU-heffing is een zogenaamde pseudo-eindheffing. Dat betekent dat deze heffing plaatsvindt naast de reguliere inhouding van loonheffing. Daarmee ontstaat dubbele heffing. De wetgever acht dubbele heffing soms op zijn plaats om een extra gedragsverandering te stimuleren. De meningen over de toelaatbaarheid van zulke dubbele heffingen zijn verdeeld. Hier is het resultaat meestal als volgt. De aanspraak op de regeling is vrijgesteld voor de werknemer, doch de uitkering is bij hem belast. De werkgever (inhoudingsplichtige) is over elke bijdrage of uitkering 52% eindheffing verschuldigd.
Wat is een RVU-regeling?
Van een RVU-regeling kan sprake zijn als de uitkering of verstrekking is bedoeld om het inkomen van de werknemer tot de pensioendatum te overbruggen, of aan te vullen. De wet kent vervolgens allerlei aanvullingen op de definitie van een RVU. Zo is van een RVU geen sprake indien de regeling:
- Een pensioenovereenkomst in de zin van de Pensioenwet of de Wet LB 1964 omvat.
- Een (senioren-)regeling waarbij de jaarlijkse arbeidsduur ten opzichte van de jaarlijkse arbeidsduur in het voorgaande kalenderjaar met minder dan 50% afneemt. Daarbij geldt dat deze uitzondering niet mag worden toegepast indien:
o De arbeidsduur meer dan 50% lager is dan de arbeidsduur in het laatste kalenderjaar voorafgaand aan het begin van de periode die aanvangt tien jaar direct voor de in de pensioenregeling vastgestelde ingangsdatum; of
o Minder dan 50% van de arbeidsduur per week zoals die in datzelfde laatste kalenderjaar feitelijk nog gewerkt hoeft te worden. Hierbij tellen periode van ziekte, arbeidsongeschiktheid en / of jaarlijkse vakantie niet mee.
o De regeling is een met socialezekerheidsregeling vergelijkbare regeling. Het gaat dan om regelingen die lijken op regelingen uit de: ZW, Wazo, Wia, Wao en WW. Hierbij geldt aanvullend:
o Dat de uitkeringen naar aard, strekking, omvang en duur overeenkomen met die genoemde socialezekerheidsuitkeringen; en
o Werknemers die uitkeringen uit de regeling ontvangen in de periode dat zij deze ontvangen, geen gelijksoortige socialezekerheidsuitkering ontvangen.
De Belastingdienst beoordeelt of er sprake is van een RVU naar de objectieve kenmerken en voorwaarden. Blijkt op basis van de objectieve voorwaarden dat er sprake kan zijn van een RVU, dan past de Belastingdienst de 70%-toets toe. Deze toets houdt in dat de Belastingdienst de regeling niet als RVU beschouwt indien sprake is van een (fictieve) periodieke uitkering die niet hoger is dan 70% van het laatstgenoten reguliere jaarloon. De Belastingdienst berekent de uitkeringsperiode vanaf het moment van uitdiensttreden tot de dag waarop de (ex-)werknemer nog 24 maanden voor zijn pensioen of AOW-leeftijd komt.
Tot slot nog een bijzonderheid over sociale uitkeringen en een RVU. UWV heeft aangegeven dat de RVU geheel gekort moet worden op de WW-uitkering. Dat kan echter alleen als het een periodieke uitkering betreft. De RVU-uitkering die in één keer wordt voldaan kan niet geheel worden gekort op een WW-uitkering. Daarvoor ontbreekt een voldoende juridische grondslag. De wetgever zal daarom de periodieke RVU-uitkering gaan aanmoedigen.
Versoepeling RVU-heffing per 2021
De komende vijf jaar wordt het aantrekkelijker om werknemers vervroegd met pensioen te laten gaan door een tijdelijke versoepeling van de RVU-heffing. De wetgever acht deze versoepeling nodig omdat veel mensen die bijna de AOW-leeftijd bereiken thans moeite hebben de laatste jaren vol te maken. Als gevolg van de versnelde verhoging van de AOW-leeftijd ontstaan hierbij regelmatig gezondheidsproblemen. Door de RVU-heffing te versoepelen, hoopt het kabinet werkgevers en werknemers ruimte te bieden om tot (meer) maatwerk te komen.
Werkgevers krijgen hierdoor de mogelijkheid om oudere werknemers een uitkering aan te bieden waarmee ze eerder kunnen uittreden. Dit dient op basis van wederzijds goedvinden te gebeuren. Werknemers die zelf willen doorwerken moeten daartoe dus de gelegenheid krijgen.
Hoe werkt de versoepeling van de RVU-heffing?
De wetgever heeft in de kern besloten om de RVU-heffing tijdelijk te versoepelen door een vrijstelling tot een bepaald bedrag te introduceren.
Het kabinet heeft op 3 september 2020 een wetsvoorstel ingediend waarin een voorstel opgenomen is om de RVU-heffing tijdelijk te versoepelen door een vrijstelling van de heffing tot een bepaald bedrag te introduceren. Om in aanmerking te komen voor de versoepeling, dient aan de volgende voorwaarden te worden voldaan:
- De uitkeringen vinden plaats in de 36 maanden voor het bereiken van de AOW-leeftijd;
- De uitkering duurt maximaal 36 maanden;
- De uitkering komt niet boven het drempelbedrag van € 1.767 (2020) per maand.
Een voorbeeld van hoe gehandeld moet worden bij een uitkering buiten de 36-maandentermijnen werkt als volgt uit.
Mirjam zal op 1 januari 2025 de AOW-gerechtigde leeftijd bereiken. Zij ontvangt vanaf 1 januari 2021 een maandelijkse uitkering van € 1.767 per maand. De uitkering kwalificeert als RVU en past binnen de maandelijkse drempel. De laatste uitkering zal circa 36 maanden later plaatsvinden: op 1 december 2024.
De periode tussen het ontvangen van de eerste uitkering en de AOW-leeftijd bedraagt 48 maanden. Daarom is over de uitkeringen tussen 1 januari 2021 en 1 januari 2022 de RVU-heffing van toepassing. Vanaf 1 januari 2022 is de versoepeling van toepassing. De periode tussen het bereiken van de AOW-leeftijd en de eerste kwalificerende uitkering bedraagt dan 36 maanden. De maximale vrijstelling bedraagt dan € 63.612. Bij iedere betaling van de uitkering moet cumulatief worden getoetst of de drempelvrijstelling is overschreden.
De drempelvrijstelling bij versoepeling van de RVU-heffing
De drempelvrijstelling is zo vormgegeven, dat werkgevers straks een bedrag kunnen meegeven dat na loonbelasting en premie volksverzekeringen gelijk is aan een netto AOW-uitkering. Het eerdergenoemde bedrag van € 1.767 is de gebruteerde waarde van een netto AOW-uitkering. Om het totale vrijgestelde bedrag te berekenen wordt de vrijstelling per maand vermenigvuldigd met het aantal maanden tussen de eerste uitkering en het moment van het bereiken van de AOW-leeftijd. Daarbij mag naar boven worden afgerond op hele maanden. Bij overschrijding van de drempel dient over het meerdere de RVU-heffing te worden voldaan. Een voorbeeld ter verduidelijking.
Henk zal op 1 januari 2024 de AOW-gerechtigde leeftijd bereiken. Hij komt met zijn werkgever een regeling overeen die kwalificeert als RVU. Uit hoofde van deze regeling ontvangt hij op 1 januari 2022 eenmalig een RVU-uitkering ten bedrage van € 55.000.
De drempelvrijstelling bedraagt 24 maanden * € 1.767 = € 42.408. De werkgever hoeft hierover geen RVU-heffing te voldoen. Echter, er resteert nu nog een bedrag van € 12.592 dat niet is vrijgesteld. Hierover dient de werkgever de RVU-heffing van 52% te voldoen.
Hoe lang geldt de tijdelijke versoepeling van de RVU-heffing?
De wetgever heeft een wetsvoorstel ingediend dat zal lopen van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2025. Per werknemer mag de vrijstelling één keer worden benut. Een RVU-regeling die aan de voorwaarden voldoet en uiterlijk 31-12-2025 is overeengekomen kan onder voorwaarden in 2026, 2027 en 2028 nog tot uitkering komen. Een voorbeeld ter verduidelijking.
Piet zal op 31 december 2027 de AOW-gerechtigde leeftijd bereiken. In overleg met zijn werkgever komt Piet een regeling overeen die kwalificeert als RVU-regeling. Zij maken de afspraken op 31 december 2025. De regeling zal bestaan uit 24 maandelijkse uitkeringen van exact € 1.767. De eerste uitkering vindt plaats in januari 2026. Deze uitkering is vrijgesteld, aangezien het bedrag de drempel niet te boven gaat en de regeling tijdig is overeengekomen.