Geen doorstootverplichting bij doorbetaaldloonregeling
Het Gerechtshof in Den Bosch heeft op 26 juni 2024 beslist dat voor de toepassing van de doorbetaaldloonregeling niet is vereist dat de holding die het loon van de directeur/aandeelhouder ontvangt van de werkmaatschappij, dit doorbetaald aan de directeur/aandeelhouder.
Minderheidsaandeelhouder en doorbetaaldloonregeling
Drie bestuurders van een B.V. houden via persoonlijke houdstervennootschappen ieder 5% van de aandelen in die B.V. De overige 85% van de aandelen in de B.V. zijn in handen van investeerders. De B.V. heeft managementovereenkomsten gesloten met de drie personal holdings van de bestuurders. De drie holdingvennootschappen hebben met hun aandeelhouders afgesproken dat zij voor de B.V. bestuurswerkzaamheden verrichten. Volgens de B.V. is met betrekking tot de werkzaamheden van de bestuurders de doorbetaaldloonregeling van toepassing. De inspecteur weigert de toepassing van de doorbetaaldloonregeling.
DGA in dienstbetrekking holding en doorbetaaldloonregeling
De bestuurders verrichten hun werkzaamheden voor de B.V. in het kader
van hun dienstbetrekking met hun personal holdings.
Het belang van de bestuurders in de B.V. en hun werkzaamheden hiervoor
komen grotendeels overeen met de situatie van een Commanditaire Vennootschap.
Daarmee voldoen de B.V., de personal holdingvennootschappen en de bestuurders
aan de zakelijkheidstoets.
Doorstootverplichting of niet
De inspecteur heeft verder nog aangevoerd dat de doorbetaaldloonregeling bij een echte privaatrechtelijke dienstbetrekking slechts toepasbaar is als de personal holdingvennootschappen voldoen aan een doorstootverplichting. Deze verplichting houdt in dat de personal holdings de volledige managementvergoeding als loon uitbetalen aan de bestuurders.
Het Gerechtshof oordeelt dat deze voorwaarde niet blijkt uit de wettekst van de regeling en evenmin is terug te vinden in de parlementaire toelichting.
Kennisgroepstandpunt belastingdienst
Het oordeel van de belastingdienst staat haaks op het gepubliceerde kennisgroepstandpunt van de belastingdienst. Immers daar merkt de belastingdienst op:
- “Deze situatie moet worden onderscheiden van de situatie waarin sprake is van ‘echt’ loon bij de dochtervennootschap (dat wordt doorbetaald aan de holding) als onderdeel van de managementvergoeding. Bij een dergelijke doorstorting van loon kan het (gebruikelijk) loon bij de holding niet lager zijn dan het doorgestorte loon.”
Het lijkt erop dat de belastingdienst op dit punt nu bakzeil moet halen, dat wil zeggen, dat zal na het ongetwijfeld door haar ingestelde cassatieberoep moeten blijken.
Noot fiscaal jurist inzake doorbetaaldloonregeling
Het Gerechtshof oordeelt dat de bestuurders van X BV uit hoofde van hun dienstbetrekking bij de holdings werkzaamheden verrichten voor X BV (artikel 32d lid 1 onderdeel a Wet LB 1964). Het Gerechtshof maakt er een mooie overzicht over en kijkt hierbij naar:
- de wetsgeschiedenis;
- het samenstel van civielrechtelijke gesloten overeenkomsten;
- de bedoeling van partijen;
- de wijze waarop uitvoering is gegeven aan die overeenkomsten (de praktijk)
Het Gerechtshof is het dus niet eens met de inspecteur (en standpunt kennisgroep Belastingdienst) De holding hebben een reële betekenis en aan de (fictieve) dienstbetrekking bij X BV moet meer gewicht worden toegekend en die dienstbetrekking als echte hoofddienstbetrekking moet worden aangemerkt. Aan de zakelijkheidstoets wordt ook gewoon voldaan. De doorbetaaldloonregeling mag dus gewoon worden toegepast. De hier toegepaste structuur is normaal en gebruikelijk bij het opzetten van een nieuwe onderneming en heeft een zakelijk en fiscaal juist karakter. Hof en rechtbank zitten dus op 1 lijn.
Bronnen
Gerechtshof ’s Hertogenbosch 26 juni 2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:2076