Ontslaguitkering topman Ahold en fiscus
De heer X (volgens de Telegraaf de heer Anders Moberg van Ahold) verhuist in 2004 naar Nederland. Hij gaat aan het werk bij A N.V. Voor de inkomstenbelasting opteert hij voor de partiële (buitenlandse) belastingplicht. In 2007 wordt de heer X ontslagen en vertrekt hij weer uit Nederland. Er wordt een ontslagvergoeding voldaan, de heer X is van mening dat deze niet geheel in Nederland belast is. Volgens diverse rechters is dit niet zo, heffing in Nederland.
Ontslagvergoeding in internationaal perspectief
Er wordt aan de heer X een ontslagvergoeding betaald. In de vaststellingsovereenkomst staat opgenomen dat er een concurrentiebeding van toepassing is. De vergoeding wordt in 3 termijnen voldaan. De eerste termijn in juni 2007, de tweede in december 2007 en de derde in 2008. De tweede termijn ad € 1.000.000 ziet op het nakomen van het concurrentiebeding. Volgens de heer X mag de tweede termijn niet in Nederland worden belast omdat hij op dat moment in de Verenigde Arabische Emiraten woonde. Dit bedrag heeft hij dan ook niet opgenomen in zijn aangifte Inkomstenbelasting.
De rechtbank Haarlem (d.d. 10 oktober 2011) is van mening dat de heffing over de ontslagvergoeding aan Nederland toekomt. De rechtbank komt tot deze conclusie onder verwijzing naar de arresten van de Hoge Raad van 11 juni 2004 (voor de liefhebber rolnummer 37714 en 38112).
Het Gerechtshof in Amsterdam is op 18 april 2013 dezelfde mening toegedaan, dit Gerechtshof is er snel klaar mee. De bron van het inkomen is in Nederland gelegen en de ontslagvergoeding mag dan ook in Nederland worden belast.
Als een zaak bij het Gerechtshof terechtkomt, beslissen veel belastingplichtigen om dan ook nog de stap naar de Hoge Raad te maken. De adviseur van de Hoge Raad (de Advocaat Generaal) is van mening dat de eerste en tweede termijn gewoon in Nederland zijn belast. De Advocaat Generaal stelt ook nog even vast dat er geen sprake kan zijn van heffing in het buitenland, de belangrijkste redenen zijn:
- werkzaamheden zijn in Nederland verricht;
- er is (op dat moment) geen belastingverdrag tussen Nederland en de VAE;
- een vergoeding voor het nalaten van werkzaamheden wordt gezien als loon.
Noot fiscaal jurist
Waarom de werkgever geen loonheffing op de volledige uitkering heeft ingehouden is bijzonder (enkel op de eerste en tweede termijn). Wellicht had de werknemer er beter voor kunnen kiezen om de ontslagvergoeding onder te brengen in een zogenaamde stamrecht B.V. (per 2014 is dit niet meer mogelijk op fiscaalvriendelijke gronden). Een klein deel van de uitkering is uiteindelijk (door de inspecteur) niet in Nederland belast, dit omdat de werkzaamheden niet in Nederland zijn uitgevoerd. In de periode 2003 - 2007 heeft de heer X 1.241 dagen gewerkt, hiervan 433 dagen in het buitenland. Bij de toerekening van de ontslagvergoeding wordt hier deels rekening mee gehouden.
De heer X is van mening dat de tweede termijn ziet op het nalaten van werkzaamheden. Mede gezien het feit dat hij op dat moment in de VAE woonde, zou Nederland dan - aldus de heer X - niet mogen heffen. Met de VAE had Nederland op dat moment geen belastingverdrag.
Volgens de heer X valt hiermee een dergelijke uitkering niet onder artikel 7.2 tweede lid aanhef (en onderdeel b) van de Wet IB 2001 (verrichten of verricht hebben van arbeid, nalaten is immers iets anders). Omdat de heer X buitenlands belastingplicht is, wordt loon "terzake in Nederland verrichte arbeid" hier belast. Het is echter niet zo dat het loonbegrip voor buitenlands en binnenlands belastingplichtigen een andere is of zou moeten zijn.
Als een bestuurder van een Nederlands bedrijf werkzaamheden in het buitenland verricht, dan wordt het loon (artikel 2.7 lid 7 wet IB 2001) altijd aan Nederland toegerekend.
Als de afkoopsom kon worden toegerekend aan werkzaamheden in verschillende landen, dan zou het zo kunnen zijn dat Nederland over een deel van de ontslagvergoeding mag heffen, lees hiertoe dit artikel.