Tegenbewijsregeling box 3 hoogstwaarschijnlijk vanaf 2025
De Staatssecretaris heeft de gevolgen in beeld gebracht van de arresten van de Hoge Raad van 6 en 14 juni 2024 inzake het rechtsherstel van box 3. Tevens kondigt hij een tegenbewijsregeling aan waarmee belastingplichtigen hun werkelijke rendement kunnen opgeven. De Belastingdienst stelt hiervoor, hoogstwaarschijnlijk met ingang van 2025, een formulier ‘Opgaaf Werkelijk Rendement’ beschikbaar.
Hoe zit het ook alweer met box 3?
Op 24 december 2021 oordeelde de Hoge Raad dat het box 3-stelsel vanaf 2017 in strijd is met het recht op eigendom en het discriminatieverbod, wanneer het werkelijk rendement lager is dan het forfaitaire rendement. Dit resulteerde in de Wet rechtsherstel box 3 en de Overbruggingswet box 3.
De Herstelwet kent forfaitaire rendementen die het werkelijke rendement zo goed mogelijk zouden moeten benaderen. De vraag die in veel procedures, en dus uiteindelijk ook bij de Hoge Raad voorlag, was of de Herstelwet vanwege die forfaits nog steeds het discriminatieverbod en recht op eigendom schendt.
Naar aanleiding van die procedures oordeelde de Hoge Raad op 6 en 14 juni 2024 dat de Herstelwet nog steeds het discriminatieverbod en het recht op eigendom schendt als het werkelijke rendement lager is dan het forfaitaire rendement. In geen geval mag de box 3-belasting meer bedragen dan het werkelijk rendement, aldus de Hoge Raad. Als het box 3-systeem van rechtsherstel leidt tot hoger forfaitair inkomen uit box 3-vermogen, moet daarvoor alsnog worden aangesloten bij hetgeen werkelijk is genoten aan inkomen uit vermogen. Als het werkelijke rendement van een belastingplichtige lager is dan het forfaitair bepaalde rendement, dan moet de Belastingdienst dus teruggaaf verlenen.
Uitgangspunten Hoge Raad inzake box 3
Naar aanleiding van de arresten van 6 en 14 juni 2024 heeft de Staatssecretaris de gevolgen in beeld gebracht. In de arresten heeft de Hoge Raad verschillende uitgangspunten gegeven voor het vaststellen van ‘werkelijk rendement’. Hieronder een opsomming van de punten die de Staatssecretaris daaruit haalt.
- Het werkelijke rendement moet op het totale vermogen in box 3 worden bepaald, inclusief banktegoeden.
- Er mag geen rekening worden gehouden met een significantiemarge of inflatiecorrectie.
- De bewijslast om het werkelijke rendement aan te tonen ligt bij de belastingplichtige.
- Dit rendement wordt jaarlijks berekend en er is geen mogelijkheid tot verliesverrekening.
- Werkelijk rendement omvat niet alleen reguliere voordelen uit vermogen (zoals rente, dividend en huur) maar ook waardeveranderingen van dat vermogen.
- Dat omvat zowel positieve als negatieve waardeveranderingen, ongeacht of deze gerealiseerd of ongerealiseerd zijn.
- Rente op box 3-schulden komt in aftrek, maar overige kosten niet.
- Voor de waardering van bezittingen moet bij de wettelijke bepalingen worden aangesloten. Voor de vaststelling van het rendement van een woning gaat de Hoge Raad uit van de WOZ-waarde aan het begin en eind van het jaar. Andere activa en passiva worden gewaardeerd naar de waarde in het economisch verkeer (marktwaarde).
Invulling Staatssecretaris inzake box 3
Voor de invulling van het begrip ‘werkelijk rendement’ heeft de Hoge Raad als algemeen uitgangspunt aangegeven dat zoveel mogelijk moet worden aangesloten bij het rendementsbegrip zoals dat voor het forfaitaire stelsel geldt. Hieronder volgt een opsomming van hoe de Staatssecretaris dit uitgangspunt toepast op enkele aspecten waarover de Hoge Raad zich nog niet expliciet heeft uitgesproken.
- De arresten van de Hoge Raad geven niet aan in welk jaar directe inkomsten tot het werkelijke rendement moeten worden gerekend (genietingsmoment). Dit is bijvoorbeeld relevant als rente op een spaarrekening over het jaar 2022 begin 2023 wordt ontvangen. Voor het moment waarop inkomsten worden belast, sluit de Staatssecretaris aan bij het zogenaamde kasstelsel, omdat dit ook leidend was bij het ‘oude’ box 3-systeem. Dit betekent dat directe inkomsten worden gerekend tot het werkelijke rendement op het moment dat ze worden ontvangen.
- De Hoge Raad heeft in zijn recente uitspraken over box 3 ook geen uitspraak gedaan over de verdeling van box 3-vermogen of inkomen tussen fiscale partners. Bij de toerekening van het werkelijke rendement tussen fiscale partners gaat de Staatssecretaris uit van dezelfde verhouding als de verdeling van de gezamenlijke grondslag van box 3.
- Een andere openstaande vraag is of het eigen gebruik van onroerende zaken een voordeel oplevert dat tot het werkelijke rendement moet worden gerekend. Zowel op basis van de uitspraak van de Hoge Raad als het ‘oude’ box 3-systeem zou de economische huurwaarde van een (tweede) woning in box 3 tot de inkomsten moeten worden gerekend. Dit aspect wordt nader onderzocht.
- Voor de waardering van woningen moet volgens de Hoge Raad worden uitgegaan van de WOZ-waarde. De WOZ-waarde gaat echter uit van een waardepeildatum. De vraag is dan ook hoe de waardeontwikkeling moet worden bepaald als de woning in de loop van het jaar wordt verkocht of gekocht? Dit wordt onderzocht, evenals de effecten in buitenlandse situaties en de toepassing van de schuldendrempel.
Voor de goede orde wensen wij te vermelden dat bovenstaande vier punten afkomstig zijn uit de kamerbrief van de Staatssecretaris van 18 juli 2024. Op de website van het RB treft u een uitgebreider overzicht met diverse vragen die leven bij het Ministerie van Financiën en de Belastingdienst over de verdere invulling van het aanvullend rechtsherstel: Box 3: Openstaande vragen aanvullend rechtsherstel box 3 besproken met ministerie - RB.
Hoe nu verder met de box 3 heffing
Nadat de definitie van werkelijk rendement en de doelgroep van het aanvullend rechtsherstel zijn vastgesteld, zal de Belastingdienst vanaf medio 2025 beginnen met de uitvoering van de hersteloperatie.
De Hoge Raad heeft besloten dat belastingplichtigen zelf moeten aantonen dat hun werkelijke rendement per jaar lager is dan het forfaitaire rendement. Hiervoor moeten zij zelf de benodigde gegevens verzamelen en invullen. Belastingplichtigen die mogelijk in aanmerking komen voor compensatie, ontvangen vanaf half oktober 2024 een informatiebrief van de Belastingdienst. In deze brief staat wat ze kunnen verwachten en welke stappen ze moeten ondernemen.
In afwachting van meer informatie vanuit de Belastingdienst is het aan te raden om alvast de benodigde informatie te verzamelen en een globale berekening te maken van het werkelijk rendement. Ontvang je een definitieve aanslag inkomstenbelasting en is het (ingeschatte) werkelijke rendement lager dan het forfaitaire rendement? Dan is het raadzaam om de bezwaartermijn op de definitieve aanslag in de gaten te houden. Teken zo nodig ter behoud van rechten tijdig pro forma bezwaar aan totdat er meer informatie beschikbaar is. Bezwaar maken is mogelijk binnen zes weken na de datum van de aanslag.
De ontwikkelingen rondom box 3 volgen elkaar snel op. Op onze website houden wij u op de hoogte van alle ontwikkelingen, wijzigingen en verwachtingen inzake box 3. Heeft u nog vragen over box 3? Neem dan gerust contact met ons op.
Bronnen box 3 heffing vanaf 2025
Kamerbrief Staatssecretaris van Financiën d.d. 18 juli 2024