Box 3 heffing in 2018 en 2019 buitensporig
De Hoge Raad heeft wederom een arrest gewezen ter zake box 3; in casu oordeelt de Hoge Raad dat er voor 2017 en 2018 geen sprake is van een individuele en buitensporige last ten aanzien van belanghebbende. De box 3-heffing blijft in stand, behoudens regulier rechtsherstel. Voor de jaren 2015 – 2016 verwijst de Hoge Raad naar een eerder arrest; ook deze aanslagen blijven in stand.
Standpunt belastingdienst (kennisgroep) maart 2024
Vele rechters en de ook de Hoge Raad (ondermeer op 6 april 2018, 14 juni 2019, 29 mei 2020 en 2 juli 2021) hebben zich gebogen over het box 3 stelsel in Nederland. De kennisgroep van de belastingdienst komt nu ook met een standpunt . Bij de beoordeling of er sprake is van een individuele en buitensporige last in box 3, zijn diverse aspecten van belang. Deze aspecten zijn cruciaal om te bepalen of de heffing in box 3 in strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EP EVRM). Hieronder volgt een uiteenzetting van deze aspecten, ondersteund door relevante jurisprudentie.
- Vergelijking Box 3-heffing met Werkelijk Rendement: De eerste stap is het vergelijken van de box 3-heffing met het werkelijke rendement. Indien de heffing niet hoger is dan het werkelijke rendement, is er geen sprake van een schending van het EP EVRM.
- Betaalbaarheid van de Heffing uit Inkomen: Cruciaal is of de belastingplichtige de heffing kan voldoen uit zijn inkomen zonder onder de bijstandsnorm te komen. Indien dit niet mogelijk is, en de belastingplichtige moet interen op zijn vermogen, kan dit duiden op een individuele en buitensporige last.
- Jurisprudentie en Rechtspraak: Uit arresten van de Hoge Raad en lagere rechtspraak zijn richtlijnen af te leiden voor de beoordeling van een individuele en buitensporige last. Deze jurisprudentie benadrukt het belang van de gehele financiële situatie van de belastingplichtige.
- Individuele Last Zwaarder dan Algemeen: Een individuele en buitensporige last is aanwezig als deze last zich sterker laat voelen dan in het algemeen. Dit vereist een beoordeling van de specifieke feiten en omstandigheden van het geval.
- Werkelijk Rendement Definitie: Het werkelijke rendement omvat direct genoten inkomsten, gerealiseerde en ongerealiseerde vermogensmutaties. De staatssecretaris en parlementaire behandelingen bieden hierover duidelijkheid.
- Rendement en Fiscaal Partnerschap: Bij fiscaal partnerschap moet gekeken worden naar de totale vermogenspositie en het gezamenlijke werkelijke rendement, in vergelijking met de gezamenlijke box 3-heffing.
- Gehele Financiële Situatie: De box 3-heffing moet in samenhang met de gehele financiële situatie van de belastingplichtige worden bekeken. Dit omvat inkomen uit alle boxen en de totale vermogenspositie.
- Interingstoets: De interingstoets speelt een rol bij de beoordeling. Indien de belastingplichtige moet interen op zijn vermogen om de belasting te voldoen, kan dit wijzen op een individuele en buitensporige last.
- Inkomen onder Bijstandsnorm: Als het inkomen door het betalen van de belasting onder de bijstandsnorm belandt, kan dit een indicatie zijn van een individuele en buitensporige last.
- Overige Omstandigheden en Eigen Handelen: Het eigen handelen van de belastingplichtige en overige omstandigheden kunnen ook relevant zijn bij de beoordeling.
- Bewijslast: De bewijslast dat sprake is van een individuele en buitensporige last ligt bij de belastingplichtige. Deze zal aannemelijk moeten maken dat van een dergelijke last sprake is.
Deze aspecten vormen de kern bij het beoordelen van een individuele en buitensporige last in box 3. Het is van belang dat belastingplichtigen en adviseurs zich bewust zijn van deze criteria en de relevante jurisprudentie bij het beoordelen van hun situatie.
Tarieven Box 3
Soort belegging | 2022 | 2023 | 2024 |
Banktegoeden | 0,00% | 0,36% | 1,03% |
Beleggingen | 5,53% | 6,17% | 6,04% |
Schulden | 2,28% | 2,57% | 2,47% |
Een overzicht (tarieven 2024, zonder partner)
In box 3 wordt het inkomen uit sparen en beleggen in de belastingheffing betrokken. De box 3 heffing loopt de laatste jaren redelijk op.
Totaal vermogen | Beleggen | Sparen |
€ 100.000 | € 934 | € 159 |
€ 200.000 | € 3.109 | € 529 |
€ 300.000 | € 5.283 | € 900 |
€ 500.000 | € 9.632 | € 1.642 |
€ 1.000.000 | € 20.504 | € 3.496 |
Box 3 wijziging 2023 en 2024
Het tarief in box 3 wordt verhoogd van 32% naar 36% in 2024. Het tarief blijft dan in 2025 ook 36%. Het heffingsvrije vermogen van € 57.000 per belastingplichtige blijft in 2023 en 2024 gelijk. Het nieuwe box 3 stelsel is uitgesteld tot 2027. Tevens zijn er nog een paar kleinere wijzigingen per 2023 / 2024, de belangrijkste:
- Vermogen binnen een VvE (vereniging van eigenaren) wordt gezien als spaarsaldo (en niet als overige bezitting). Bezittingen in box 3 worden gezien als banktegoeden (fictief rendement 0,36%) of overige bezittingen (fictief rendement 6,17% in 2023). Dit geldt per 2023.
- Vermogen op de derdenrekening bij de notaris wordt gezien als spaarsaldo (per 2023)
- Onderlingen vorderingen en schulden tussen ouders en kinderen kunnen een probleem opleveren. Het forfaitaire rendement op vorderingen bedraagt 6,17% en voor schulden 2,46% (cijfers 2023). Bij onderlinge vorderingen en schulden (ouders / kinderen en fiscale partners) zou dit oneerlijk zijn. De vorderingen en schulden worden per 2023 gedefiscaliseerd. Dit kan ook plaatsvinden door verrekenbeding bij huwelijkse voorwaarden.
- Tip: als het werkelijke rendement lager is dan het forfaitarie rendement maak dan bezwaar tegen uw aanslag inkomstenbelasting.
Box 3 heffing over werkelijk rendement
Hof Den Haag (ECLI:NL:GHDHA:2024:229) oordeelt dat het door de inspecteur vastgestelde box 3-inkomen van Henk niet te hoog is. Henk heeft niet handig geprocededeerd door geen inzage te geven in het exact behaalde rendement (fonds voor gemene rekening) over zijn box 3 vermogen. Of dit rendement dan lager of hoger is dan het forfaitaire rendement kan dan niet worden vastgesteld. Je moet dus wel inzicht geven in het werkelijke rendement van je box 3 vermogen.
Procesverloop
- In geschil: Of de belastingheffing over het inkomen uit sparen en beleggen juist is, of deze in strijd is met het EVRM, en of sprake is van een buitensporige last.
- Aanslag IB/PVV 2020: Henk kreeg een aanslag met €0 belastbaar inkomen uit werk en woning en €100.975 uit sparen en beleggen.
- Bezwaar en behandeling: Henk heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag, betreffende de box 3-heffing op stelselniveau en of sprake is van een individuele en buitensporige last. Het bezwaar tegen de stelselvraag is aangehouden; het individuele bezwaar is ongegrond verklaard.
- Kerstarrest en collectieve uitspraak: Na het Kerstarrest deed de staatssecretaris een collectieve uitspraak op bezwaarschriften, die voor 2017 tot en met 2020 gegrond verklaard werden.
- Beroep en hoger beroep: Henk stelde beroep in tegen de uitspraak op bezwaar, wat ongegrond verklaard werd. Vervolgens is hoger beroep ingesteld bij het Gerechthof, wederom gaat het mis voor Henk
- Oordeel rechtbank: De rechtbank oordeelde in lijn met het Kerstarrest dat de forfaitaire rendementsheffing in box 3 disproportioneel is, maar vond geen aanleiding voor compensatie omdat het werkelijk behaalde rendement niet lager is dan het vastgestelde rendement, tenminste het is niet helemaal duidelijk wat het werkelijke rendement is geweest. Er wordt geen compensatie geboden in afwijking van het Besluit rechtsherstel omdat belanghebbende niet aannemelijk maakte dat zijn werkelijk behaalde rendement lager was.
- Oordeel Gerechtshof: Het Hof erkent dat de heffing op stelselniveau strijdig is met het EVRM, maar het rechtsherstel moet aansluiten bij het werkelijk behaalde rendement. Het Hof oordeelt dat er voor belanghebbende geen sprake is van een buitensporige last gezien zijn vermogen en inkomen. Hoge beroep is ongegrond. De heffing in box 3 wordt als proportioneel beschouwd binnen de context van het werkelijk behaalde rendement en vormt geen buitensporige last voor de belanghebbende. De oorspronkelijke aanslag en de uitspraak van de Rechtbank worden gehandhaafd.
Ook nieuwe box 3 wetgeving kan in de prullenbak
De Rechtbank Noord Nederland heeft op 16 juni 2023 (ECLI:NL:RBNHO:2023:5507) bepaald dat ook de nieuwe box 3 wetgeving nog steeds buiten proportioneel is. De wet rechtsherstel box 3 kan ook in de prullenbak omdat er een significante afwijking bestaat tussen het werkelijk genoten rendement en het forfaitaire rendement. Het geboden rechtsherstel in de nieuwe wetgeving in onvoldoende. Deze procedure ging over de box 3 heffing in 2018 en 2019, deze is echter nu nog steeds actueel. In het kerstarrest kraakte de Hoge Raad de oude wetgeving al en nu kan de nieuwe wetgeving ook naar de "stort" worden gebracht. Ook het Gerechtshof in 's Hertogenbosch schoot in 2022 de herziene wetgeving (uit 2017) al af. Duidelijkheid is er nog niet omdat het Gerechtshof Den Haag in 2021 nog stelde dat het wel mee kan vallen als er voldoende eigen vermogen of inkomen is. Al met al.. de komende tijd zullen er nog wel meer uitspraken volgen. Maak dus tijdig bezwaar tegen uw aanslag inkomstenbelasting (box 3) (voorbeeld bezwaarschrift tegen heffing box 3)
Box 3 heffing 2015 en 2016 is akkoord, geen rechtsherstel
Henk en Truus verzoeken om vermindering van de aanslagen Inkomstenbelasting over de jaren 2015 tot en met 2017. Bij het hof stelden ze zich op het standpunt dat de box 3-heffing in strijd is met artikel 1 EP en met artikel 14 EVRM en dat het aan de rechter is om rechtsherstel te bieden, de rechtbank was het niet met Henk en Truus eens. Ook zou er volgens Henk en Truus sprake zijn van een individuele en buitensporige last. Een korte terugblik:
- Voor 2013 en 2014 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat 4% rendement niet haalbaar is (ECLI:NL:HR:2019:816 en ECLI:NL:HR:2019:946)
- Voor 2015 en 2016 komt de Hoge Raad tot eenzelfde oordeel (ECLI:NL:HR:2019:1179 en ECLI:NL:HR:2021:1047)
Voor de jaren 2013 tot en met 2016 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de bal eigenlijk met de wetgever ligt, tenzij sprake is van strijdigheid met artikel 1 EP (individueel en buitensporige last). Vanaf 2017 gooit de Hoge Raad in haar kerstarrest uit 2021 de box 3 heffiing in de prullenbak (schending artikel 1 EP en artikel 14 EVRM). In mei 2022 wordt door de Hoge Raad bevestigd (zie rechtsoverweging 3.4) dat dit alleen ziet op de heffing vanaf 2017. In februari 2023 wordt dit nog eens door de Hoge Raad bevestigd. Het Gerechtshof stelt in augustus 2023 dat de heffing over 2015 en 2016 in box 3 wel akkoord is.
Procedure inzake onrechtmatigheid box 3-heffing
Belanghebbende beschikt over een hypotheekvrije eigen woning, bank- en spaartegoeden, en aandelen en opties. Aan belanghebbende zijn voor de jaren 2015 tot en met 2018 aanslagen inkomstenbelasting opgelegd voor box 3, voor een jaarlijks belastbaar inkomen van tussen € 13.500 en € 17.000, hetgeen overeenkomt met een box 3-vermogen van circa € 600.000.
- Voor de jaren 2015 en 2016 betoogt belanghebbende dat hem rechtsherstel moet worden verleend, omdat het werkelijk behaalde rendement minder bedraagt dan het forfaitaire rendement. De Hoge Raad wijst dit van de hand onder verwijzing van zijn arrest van 20 mei 2022, 21/04407; eventueel rechtsherstel geldt alleen voor jaren vanaf 2017 en niet voor eerdere jaren. De aanslagen 2015 en 2016 blijven derhalve in stand; de klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Een te verwachten uitspraak, in lijn met alle eerdere arresten. Box 3 in de jaren tot en met 2016 blijven gehandhaafd overeenkomstig het forfaitair rendement.
- Voor de jaren 2017 en 2018 betoogt belanghebbende dat in zijn situatie sprake is van een individuele en buitensporige last. In deze procedure gaat het uitsluitend over deze rechtsvraag, voor overige vragen valt de casus onder de massaalbezwaarprocedure. Er lopen voor deze belanghebbende twee verschillende procedures over dezelfde jaren. De Hoge Raad beslist dat in casu van belanghebbende geen sprake is van een buitensporige individuele last en de aanslagen op grond hiervan niet zullen worden verminderd. Belanghebbende heeft een dusdanig vermogen en werkelijk rendement, dat van interen geen sprake is; er is geen daarom geen sprake van een buitensporige individuele last. Belanghebbende heeft recht op vermindering op basis van het reguliere rechtsherstel voor de jaren vanaf 2017.
Conclusie fiscaal jurist inzake rechtmatigheid box 3
Voor jaren tot en met 2016 blijven alle aanslagen box 3 in stand. Voor jaren vanaf 2017 bestaat eventueel recht op rechtsherstel indien het werkelijk rendement minder bedraagt dan het forfaitaire rendement. Vermindering is mogelijk als sprake is van een individuele buitensporige last, daar is echter in casu geen sprake van. Mocht er in uw situatie wel sprake zijn van een buitensporige last, dan raad ik u aan tijdig in bezwaar te gaan en hiervoor één van onze fiscaal juristen in te schakelen.
Verwachting is dat er de komende jaren nog veel procedures zullen volgen voor wat betreft het te belasten rendement in box 3. Wij begeleiden regelmatig belastingplichtigen in bezwaar- of beroepsprocedures. Of een verzoek om een ambtshalve vermindering gaat werken, staat nog in de sterren geschreven. Via onderstaand formulier kunt u vrijblijvend een offerte aanvragen.
Meer weten van box 3 niet altijd buitensporig
- Hoge Raad kraakt box 3
- Box 3 procedure vanaf 2023
- Box 3 en onroerende zaken
- Beleggen in bv of box 3
- Beleggen met lening in box 3
- Toekomstig box 3 stelsel
- Box 3 compensatie onredelijk
- Voordeel box 3 in aangifte 2021
- Beleggingspand
- Crypto lager waarderen in box 3
- Aanpassingen in box 3 in 2023
- Tegenbewijsregeling box 3 vanaf 2025
- Box 3 rechtsherstel 2017 - 2023