Aanpassing box 3 in 2022
Box 3 wijziging 2023 en 2024
Het tarief in box 3 wordt verhoogd van 32% naar 36% in 2024. Het tarief blijft dan in 2025 ook 36%. Het heffingsvrije vermogen van € 57.000 per belastingplichtige blijft in 2023 en 2024 gelijk. Het nieuwe box 3 stelsel is uitgesteld tot 2027. Tevens zijn er nog een paar kleinere wijzigingen per 2023 / 2024, de belangrijkste:
- Vermogen binnen een VvE (vereniging van eigenaren) wordt gezien als spaarsaldo (en niet als overige bezitting). Bezittingen in box 3 worden gezien als banktegoeden (fictief rendement 0,36%) of overige bezittingen (fictief rendement 6,17% in 2023). Dit geldt per 2023.
- Vermogen op de derdenrekening bij de notaris wordt gezien als spaarsaldo (per 2023)
- Onderlingen vorderingen en schulden tussen ouders en kinderen kunnen een probleem opleveren. Het forfaitaire rendement op vorderingen bedraagt 6,17% en voor schulden 2,46% (cijfers 2023). Bij onderlinge vorderingen en schulden (ouders / kinderen en fiscale partners) zou dit oneerlijk zijn. De vorderingen en schulden worden per 2023 gedefiscaliseerd. Dit kan ook plaatsvinden door verrekenbeding bij huwelijkse voorwaarden.
- Tip: als het werkelijke rendement lager is dan het forfaitarie rendement maak dan bezwaar tegen uw aanslag inkomstenbelasting.
Tarieven Box 3
Soort belegging | 2022 | 2023 | 2024 |
Banktegoeden | 0,00% | 0,36% | 1,03% |
Beleggingen | 5,53% | 6,17% | 6,04% |
Schulden | 2,28% | 2,57% | 2,47% |
Kabinetsvoorstel wijziging box 3
Op 6 september 2019 heeft de Staatssecretaris van Financiën zijn plannen voor wijziging van de heffing op vermogen in box 3 aan de Tweede Kamer gezonden. Het voornemen bestaat om deze wijzigingen per 2022 te laten ingaan.
In dit artikel een korte weergave van het voorstel met daarbij een aantal opmerkingen en vragen.
Huidige box 3 regels voldoen niet
In box 3 word je belast over een fictief rendement dat je geacht wordt te hebben behaald op je vermogen. Daarbij wordt er van uitgegaan dat je bij een laag vermogen hoofdzakelijk spaargeld bezit en dat bij een hoog vermogen je een steeds groter deels van je vermogen hebt belegd, waardoor je een hoger rendement kan halen. Er is daarbij geen enkele aansluiting bij het werkelijk behaalde rendement en de werkelijke verhouding tussen spaargeld versus beleggingsvermogen. Bij de huidige lage rentestanden leidt dit in veel gevallen tot een gevoelsmatig onredelijke heffing. Om deze onrechtvaardigheid weg te nemen wordt nu voorgesteld de regeling aan te passen.
Box 3 3.0
Voorgesteld wordt om aan te sluiten bij de werkelijke verhouding van spaargeld versus overige bezittingen en uit te gaan van een fictief rendement dat meer gebaseerd is op reeële rendementen.
Uitgaande van het jaar 2020 wordt met de volgende getallen gerekend:
- Bij bezittingen minder dan € 30.846 per persoon vindt geen heffing plaats.
- Bij bezittingen boven dit bedrag wordt het hele vermogen in de heffing betrokken, maar wordt een korting op de verschuldigde belasting gegeven van € 400.
- Over spaargeld word je geacht 0,09% rendement te hebben behaald.
- Het spaarrendement wordt gebaseerd op de meest recente beschikbare periode van 12 maanden van juli tot en met juni.
- Over beleggingen c.q. overige bezittingen word je geacht 5,33% rendement te hebben behaald.
- Als debetrente over schulden zou 3,03% in aanmerking genomen worden.
- De debetrente wordt gebaseerd op de gemiddelde hypotheekrente over het voorgaande jaar.
- Het belastingtarief wordt verhoogd van 30% naar 33%.
Enkele voorbeelden
Henk beschikt over een vermogen van € 440.000, dat hij op 1 januari op zijn spaarrekening heeft staan.
Forfaitair rendement: 0,09% van € 440.000 = € 396 rendement.
Belastingvrij inkomen € 400, dus Henk hoeft geen box 3 heffing te betalen.
Henk 2.0 beschikt over een vermogen van € 440.000, dat hij op 1 januari heeft belegd in aandelen.
Forfaitair rendement: 5,33% van € 440.000 = € 23.452 rendement.
Belastingvrij inkomen € 400, dus heffing van 33% over € 23.052; dus Henk moet € 7.739 box 3 heffing te betalen.
Henk 3.0 beschikt over een vermogen van € 440.000, dat hij op 1 januari heeft voor 50% heeft belegd in aandelen en voor 50% op zijn spaarrekening heeft staan.
Forfaitair rendement: 5,33% van € 220.000 + 0,09% van € 220.000 = € 11.924 rendement.
Belastingvrij inkomen € 400, dus heffing van 33% over € 11.524; dus Henk moet € 3.082 box 3 heffing te betalen.
Henk 4.0 heeft geen spaargeld en besluit een vakantiehuis te kopen van € 250.000; hij financiert dit middels een lening van € 250.000 bij een bank.
Forfaitair rendement: 5,33% van € 250.000 -/- 3,03% van € 250.000 = € 5.750.
Belastingvrij inkomen € 400, dus heffing van 33% over € 5.350; dus Henk moet € 1.765 Box 3 heffing betalen.
Noot fiscaal jurist
- Het maakt veel verschil of het vermogen per 1 januari als spaargeld wordt aangemerkt of als overig vermogen; of ongewenste verschuivingen van beleggingen naar spaargeld net voor 1 januari en van spaargeld naar beleggingen net na 1 januari zullen anti-misbruikmaatregelen van kracht worden; onduidelijk is vooralsnog hoe deze er uit gaan zien.
- Er wordt nu gezegd dat een grote groep Nederlanders niet meer in box 3 belast zullen worden; dit geldt echter uitsluitend voor diegene die alleen spaargeld bezitten en geen overige bezittingen. Mocht de rente weer gaan stijgen, dan zal het forfaitair rendement omhoog gaan en zullen steeds meer mensen weer box 3 moeten gaan betalen.
- Bezittingen die gefinancierd zijn met schulden zullen zwaarder belast worden dan onder de huidige regels. Henk 4.0 betaalt onder de huidige wet geen box 3 over zijn vakantiehuis, maar is in 2020 € 1.765 verschuldigd.
We blijven dit wetsvoorstel met interesse volgen.