Geringe omzet, maar wel bron van inkomen
De inkomstenbelasting is gebaseerd op het zogenaamde draagkrachtbeginsel. Dit beginsel houdt in dat belasting wordt geheven die in een redelijke verhouding moet staan tot iemands financiële draagkracht. Aangezien het de bedoeling is om aan te sluiten bij de financiële positie van de persoon, is het goed te verklaren dat in bepaalde mate kosten in aftrek komen. Het meest zichtbaar is dit bij ondernemers, die hun kosten van de omzet af mogen trekken.
Onder de huidige wetgeving benoemt de wet diverse bronnen van inkomen, zoals winst uit onderneming en loon uit dienstbetrekking. Om überhaupt van een bron van inkomen te kunnen spreken, moet voldaan zijn aan drie voorwaarden:
- De belastingplichtige neemt deel aan het economisch verkeer;
- De belastingplichtige wil een voordeel behalen;
- Het voordeel dat de belastingplichtige wil behalen is naar maatschappelijke opvattingen redelijkerwijs te verwachten.
In de dagelijkse praktijk zijn voorwaarde 1 en voorwaarde 2 geen spelbrekers / punten van discussie. Met betrekking tot voorwaarde 3 ontstaat regelmatig discussie met de Belastingdienst. Dat heeft dan vaak te maken met de hiervoor benoemde mogelijkheid om kosten af te mogen trekken. Indien geen sprake is van een bron van inkomen, is geen sprake van belastingheffing in box 1 van de inkomstenbelasting. Dat leidt ertoe dat het aftrekken van gemaakte kosten niet mogelijk is. Ingeval wel sprake is van een bron van inkomen, dan kan de belastingplichtige, mits hij bijvoorbeeld ondernemer is, zijn kosten in aftrek brengen en eventuele verliezen verrekenen. Het belang van de aanwezigheid van een bron van inkomen is daarmee groot.
De rechtbank Noord-Holland heeft recent uitspraak gedaan in een zaak die ging over de vraag of sprake is van een bron van inkomen. Ook hier ging het met name om de vraag of was voldaan aan de derde voorwaarde. In dit artikel behandelen wij deze uitspraak.
Het begrip bron van inkomen
Zoals hierboven benoemd, is sprake van een bron van inkomen als aan drie cumulatieve voorwaarden wordt voldaan. Om te beoordelen of aan deze voorwaarden is voldaan, dient te worden gekeken naar het jaar waarin de activiteiten plaatsvinden. Echter, uit rechtspraak over dit onderwerp komt naar voren dat de feiten en omstandigheden uit andere jaren ook mee mogen wegen bij de beoordeling.
1. Deelname aan het economisch verkeer
De voorwaarde van deelname aan het economisch verkeer zorgt ervoor dat de activiteiten binnen de privésfeer buiten de belastingheffing blijven. Bij een activiteit binnen de privésfeer kan gedacht worden aan een schoenmaker die de schoenen van zijn familieleden repareert.
Niet alle activiteiten die plaatsvinden binnen de familie- of vriendenkring vallen echter onder de privésfeer. Dit is het geval indien vergoedingen worden betaald voor werkzaamheden die de gebruikelijke hulp binnen de familie- of vriendenkring te buiten gaan. Hierbij kan gedacht worden aan een neef die zijn oom tegen een vergoeding helpt met de administratieve werkzaamheden van zijn onderneming. Zonder deelname aan het economisch verkeer vindt geen belastingheffing in box 1 plaats.
2. De belastingplichtige beoogt voordeel te behalen
De deelname aan het economische verkeer moet zijn gericht op het behalen van een positief voordeel. De activiteiten moeten als doel hebben winst te behalen. Het moet voor een willekeurige derde duidelijk zijn of het voordeel beoogd is. In vrijwel alle gevallen is het aannemelijk dat een belastingplichtige een bepaalde actie verricht met het oog daar een positief voordeel uit te halen. Deze voorwaarde leidt daarom in de praktijk tot weinig discussie en wordt soms zelfs (ten onrechte) in het geheel overgeslagen bij de toetsing.
3. Er is een objectieve voordeelverwachting
Het voordeel moet naar objectieve maatstaven redelijkerwijs te verwachten zijn. Dit kan ook het geval zijn indien een activiteit een aantal jaren verlies oplevert, maar wel de verwachting bestaat dat het uiteindelijk voordeel zal gaan opleveren. Er moet dus beoordeeld worden of de activiteit is gericht op het behalen van voordeel en of dit voordeel ook redelijkerwijs verwacht mag worden. De uitspraak die wij hierna behandelen gaat in op de objectieve voordeelverwachting.
Weigering kostenaftrek zonder bron van inkomen
Belanghebbende is van mening sinds 2013 een onderneming te hebben. De activiteiten van belanghebbende betreffen het aanbieden van technische oplossingen, zulks gericht op fysieke beveiliging. Belanghebbende is lid geworden van de Nederlandse Orde van Uitvinders en stelt dat hij sinds 2013 veel contacten onderhoudt met potentiële klanten en leveranciers. Tevens heeft hij zich beziggehouden met de ontwikkeling van andere producten / oplossingen op verzoek van deze potentiële klanten. Belanghebbende verwacht tegen het einde van het derde kwartaal 2021 een offerte uit te brengen voor een afname door een potentiële klant en verwacht tegen het einde van het vierde kwartaal 2021 omzet te genereren uit deze verkoop. Belanghebbende heeft daarnaast in september 2021 een afspraak staan met een potentiële klant inzake een door belanghebbende bedachte beveiligingsoplossing.
De Belastingdienst verricht een boekenonderzoek over de periode 2016-2017. Volgens het controlerapport kunnen de activiteiten van belanghebbende in 2016 en 2017 niet als een bron van inkomen worden aangemerkt, wegens het ontbreken van een objectieve voordeelverwachting. Uit de jaarstukken over 2013 tot en met 2018 komt naar voren dat de omzet nagenoeg nihil is geweest. Het bedrag aan kosten dat wordt opgevoerd, is hoger. Tijdens de procedure wordt duidelijk dat de omzet ook in 2019 minimaal is en in 2020 wederom nihil bedraagt.
Geschil en standpunten over bron van inkomen
In geschil is of de activiteiten van belanghebbende kwalificeren als bron van inkomen. Het geschil richt zich uitsluitend op voorwaarde 3: de objectieve voordeelverwachting. Belanghebbende en Belastingdienst zijn het erover eens dat is deelgenomen aan het economisch verkeer en dat belanghebbende enig voordeel beoogt.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de werkzaamheden een onderneming vormen en dat ten onrechte het verlies en de MKB-winstvrijstelling zijn gecorrigeerd. Daarnaast stelt belanghebbende dat het op de weg van de Belastingdienst ligt om aan te tonen dat er geen sprake zou zijn van een objectieve voordeelverwachting. De Belastingdienst betwist dat de activiteiten van belanghebbende een bron van inkomen vormen. De Belastingdienst is tevens van mening dat de bewijslast dat er sprake is van een bron van inkomen bij belanghebbende ligt.
De rechtbank over de objectieve voordeelverwachting
De rechtbank oordeelt eerst over de bewijslastverdeling. De bewijslast dat sprake is van een bron van inkomen in een geval als het onderhavige, waarbij belanghebbende bij de bepaling van zijn inkomen uit werk en woning een verlies in aanmerking wil nemen, rust op belanghebbende.
De rechtbank oordeelt op basis van de feiten en omstandigheden. Zij is van oordeel dat de belanghebbende aannemelijk heeft gemaakt dat een objectieve voordeelverwachting aanwezig is. Hierbij kent de rechtbank gewicht toe aan het feit dat de inspanningen van belanghebbende hebben geleid tot de ontwikkeling van een concreet product. Voor dit product bestaat een competitieve markt en er hebben zich reeds gegadigden gemeld. De enkele omstandigheid dat belanghebbende tot op heden nauwelijks omzet heeft gerealiseerd, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om geen objectieve voordeelverwachting aan te nemen. Omdat er wordt voldaan aan de voorwaarde dat sprake is van een objectieve voordeelverwachting, is voor belanghebbende sprake van een bron van inkomen. Deze bron van inkomen kan worden aangemerkt als een onderneming.
Voor de inkomstenbelasting leidt dat ertoe dat belanghebbende winst uit onderneming geniet. Hij mag daarom zijn kosten in aftrek brengen en de MKB-winstvrijstelling toepassen.
Bron van inkomen en advisering
In de praktijk hebben wij regelmatig te maken met situaties waarin de discussie ontstaat of het behaalde resultaat tot het inkomen in box 1 behoort. In deze situaties is de objectieve voordeelverwachting vaak de bepalende factor. Om te voorkomen dat aangiften door de inspecteur worden gecorrigeerd, is het mogelijk om op voorhand duidelijkheid te verkrijgen bij de Belastingdienst. Dit kan middels een verzoek om vooroverleg.
Weet u niet zeker of het resultaat dat u behaalt tot het inkomen in box 1 behoort, of heeft u een andere vraag met betrekking tot werkzaamheden en belastingheffing? Neem dan gerust vrijblijvend contact op met één van onderstaande auteurs.
Uitspraak: ECLI:NL:RBNHO:2021:8807