Algemeen
Tijdens mijn opleiding heb ik de Wet op de Inkomstenbelasting uit 1964 geleerd. Nog geen 4 jaar aan het werk en de hele wet wordt omgegooid. Per 1 januari 2001 is een compleet nieuwe Wet Inkomstenbelasting gaan gelden. De nieuwe wet wijkt op zoveel punten van haar voorgangster af, dat gesproken kan worden van een ware aardverschuiving in ons belastingstelsel.
Het systeem
De inkomensbestanddelen uit de oude Wet op de Inkomstenbelasting 1964 worden in de nieuwe wet ingedeeld in drie boxen. In tegenstelling tot het tot 2001 gebruikte stelsel waarbij het fiscale inkomen wordt samengevoegd tot één belastbaar inkomen waarop één tarief van toepassing is, worden in het nieuwe stelsel de inkomensbestanddelen per box afzonderlijk in de heffing betrokken.
De belastingheffing wordt verdeeld in 3 boxen:
- box 1: inkomen uit werken en wonen;
- box 2: inkomen uit aanmerkelijk belang (5% of meer in B.V. / N.V.).
- box 3: sparen en beleggen.
Verliesverrekening
Verlies uit de ene box kan niet worden verrekend met positief inkomen uit de andere box. Wel kan een box 2 verlies (tegen 25%) worden verrekend met inkomen uit box 1. Dit kan alleen als u (en uw partner) geen aanmerkelijk belang meer heeft.
Box 1
Box 1 omvat het belastbaar inkomen uit werk en woning. Dit omvat winst uit onderneming, loon uit dienstbetrekking, resultaat uit overige werkzaamheden, inkomsten uit periodieke uitkeringen en verstrekkingen, inkomsten uit de eigen woning die als hoofdverblijf ter beschikking staat en negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen, verminderd met uitgaven voor inkomensvoorzieningen, uitgaven voor kinderopvang en de zogenaamde persoonsgebonden aftrek. Voor het inkomen in deze box geldt een schijventarief.
Box 2
Deze box omvat het belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang. Inkomen uit aanmerkelijk belang wordt belast tegen een vast tarief van 25%.
Box 3
In deze box (vroeger pretbox) zit het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen. Inkomen uit sparen en beleggen wordt belast volgens de vermogensrendementsheffing. Basis voor deze heffing is een forfaitair rendement van 4% van het netto-vermogen, dat is de werkelijke waarde van de bezittingen minus schulden. Het tarief van de vermogensrendementsheffing is 30%, waardoor de heffing uitkomt op 1,2% van het netto-vermogen.
Rangorde
Tussen de boxen bestaat een rangorde: inkomen dat wordt belast in een box of daar uitdrukkelijk is vrijgesteld van belastingheffing, kan niet (nogmaals) in een andere box in de heffing worden betrokken. Een uitzondering geldt voor:
- schulden waarvan de renteaftrek expliciet is uitgesloten in box 1 en 2, deze kunnen in box 3 worden afgetrokken;
- tijdelijke vermogensverschuivingen tussen box 3 en de boxen 1 en 2; een vermogensbestanddeel dat vanuit box 3 verschoven wordt naar box 1 of box 2 en niet langer dan 3 respectievelijk 6 aaneengesloten maanden is toe te rekenen aan het verwerven van inkomen in box 1 of box 2, wordt ook tot de grondslag voor de belastingheffing in box 3 gerekend als in die 3- respectievelijk 6-maandsperiode een peildatum valt. Bij een overdracht korter dan 3 maanden is geen tegenbewijs mogelijk.
Zijn de vermogensbestanddelen langer dan 3 maanden, maar korter dan 6 maanden overgedragen, dan kan wél tegenbewijs worden geleverd. De rendementsheffing van box 3 is dan niet van toepassing als de belastingplichtige voor de overdracht 'zakelijke motieven' kan aanvoeren.