Geen overdrachtsbelasting verschuldigd bij ruziesplitsing
In de praktijk leidt de toepassing van de splitsingsvrijstelling veelvuldig tot discussies tussen de Belastingdienst en de belastingplichtige. De reden hiervoor is dat de belastingplichtige geconfronteerd wordt met verschillende zienswijzen vanuit de Belastingdienst. Waar een inspecteur voor de vennootschaps- of inkomstenbelasting aangeeft dat de aan de splitsing ten grondslag liggende motieven zakelijk zijn, kan zijn overdrachtsbelasting-collega een andere mening zijn toegedaan.
Tevens ontstaat in de praktijk nogal eens een discussie over de vraag of de vrijstelling van toepassing is, indien de splitsende en de verkrijgende rechtspersonen geen materiële onderneming drijven.
In het kort ruziesplitsing
- Een ruziesplitsing (of aandeelhouderssplitsing) is een vorm van een juridische splitsing (zuivere splitsing);
- Niet alleen de bv wordt gesplitst, maar ook de aandeelhouders;
- De zakelijkheid van de splitsing vormt vaak een discussie onderwerp met de Belastingdienst;
- De splitsingsvrijstelling in de overdrachtsbelasting kan lastig vooraf worden voorgelegd.
Rechtspraak over ruziesplitsing
In een zaak bij de Rechtbank, waarin het ging om herpositionering van panden bij een ruziesplitsing, oordeelde de rechtbank in 2019 dat de inspecteur niet aannemelijk had gemaakt dat aan de splitsing geen zakelijke overwegingen ten grondslag lagen. De inspecteurs die in dezelfde situatie een standpunt hadden ingenomen voor de vennootschaps- en inkomstenbelasting, hebben in dit dossier reeds bevestigd dat sprake is van zakelijke overwegingen. Het Hof oordeelt vervolgens dat de splitsingsvrijstelling niet van toepassing is, omdat de verkrijgende bv’s alleen passief vermogen beheren, waardoor geen sprake is van herstructurering of rationalisering van actieve werkzaamheden. De Advocaat-Generaal signaleert vervolgens drie punten:
- Een aandeelhoudersmotief kan zakelijk zijn in het belang van de onderneming;
- Een splitsing kan zakelijk zijn, ook wanneer alleen passief vermogensbeheer aanwezig is; en
- Een inspecteur overdrachtsbelasting is niet gebonden aan uitspraken van zijn collega’s vennootschaps- en inkomstenbelasting.
Volgens de Advocaat-Generaal had het Hof moeten onderzoeken of de onderneming geen beslissingen kon nemen door de ruzie tussen broer en zus. Tevens had het Hof moeten motiveren dat de splitsing onzakelijk is wanneer alleen passief vermogensbeheer aanwezig is. De Advocaat-Generaal concludeert tot verwijzing van de zaak.
Vervolgens oordeelt het Hof dat geen overdrachtsbelasting verschuldigd is bij splitsing van een holding tussen een ruziënde broer en zus. Uit de uitspraak van de Hoge Raad volgt dat voor de toepassing van de antimisbruikbepaling niet alleen het einddoel zakelijk moet zijn, maar ook de weg ernaartoe. Volgens het Hof was het einddoel zakelijk. In cassatie is deze zaak op 20 januari 2023 door de Hoge Raad afgedaan met art. 81 Wet RO. Dit betekent dat de Hoge Raad zich berust in de uitspraak van het Hof.
Kortom: er is definitief geen overdrachtsbelasting verschuldigd bij een splitsing van een holding tussen ruziënde broer en zus. Hieronder volgt een korte samenvatting van de casus en de uitspraak.
Ruzie en belastingvrij splitsen van een bv
Een broer houdt samen met zijn zus de aandelen in een bv, ieder voor 50%. Ze krijgen ruzie, waardoor de besluitvorming bij de bv stokt. Daarom besluiten ze de bv te splitsen. Tot het vermogen dat de bv van de zus verkrijgt behoort een pand. De inspecteur meent dat de bv van de zus hierover overdrachtsbelasting moet betalen. Hof Den Bosch ziet als gevolg van de ruzie een zakelijk einddoel in de splitsing. Maar een zakelijk einddoel is nog niet voldoende voor toepassing van de splitsingsvrijstelling. Ook de weg naar het einddoel moet zakelijk zijn.
Volgens het Hof is een simpele verkoop vanuit civielrechtelijk, rechtelijk en commercieel oogpunt een uitwisselbaar alternatief voor de splitsing. Binnen die uitwisselbare alternatieven mag de zus de fiscaal voordeligste route kiezen. De inspecteur slaagt er namelijk niet in aannemelijk te maken dat de gekozen route van de splitsing onlogisch is of op anti-fiscale motieven berust, aldus het Gerechtshof.
Zakelijkheidstoets bij ruziesplitsing
Het onderscheid tussen de zakelijkheid van het einddoel en de weg ernaartoe is in de praktijk niet altijd makkelijk te maken. In de praktijk komt het voor dat, via vooroverleg, het afstemmen van toepassing van de zakelijkheidstoets van de splitsingsvrijstelling, soms zeer moeizaam verloopt.
Noot fiscaal jurist inzake herstructurering en ruziesplitsing
De splitsingsvrijstelling in de overdrachtsbelasting kent geen mogelijkheid om voorafgaand aan de splitsing zekerheid te verkrijgen over de (on)zakelijkheid van de daaraan ten grondslag liggende motieven via een voor bezwaar vatbare beschikking, welke eventueel kan worden voorgelegd aan een rechter. Dit in tegenstelling tot de gelijknamige vrijstelling in de IB en Vpb. Vorenstaande brengt de belastingplichtige nogal eens in moeilijkheden bij vooroverleg met de Belastingdienst over de toepassing van de splitsingsvrijstelling.
Dit probleem speelt zich niet alleen af bij juridische splitsingen, maar ook bij juridische fusies.
Bovenstaande jurisprudentie in ogenschouw nemende, kan worden geconcludeerd dat het de belastingplichtige vrij staat om de meest fiscaal-gunstige route te kiezen om het zakelijke einddoel te bereiken, tenzij de afsplitsing als hoofddoel heeft om belasting te ontwijken.
Heeft u vragen over uw eigen situatie of twijfelt u ergens over? Neem dan gerust eens contact op met één van onze fiscaal juristen.