De bv in oprichting: de voorperiode
Bij de omzetting van een onderneming naar een bv kan het zijn dat er een bepaalde terugwerkende kracht van toepassing is. De periode tussen het overgangstijdstip voor fiscale begrippen en de feitelijke oprichting van de bv wordt voorperiode genoemd. Je komt dan eigenlijk tijdelijk in een fiscaal niemandsland terecht, maar hoe wordt dan omgegaan met verschillende facetten gedurende deze periode?
Beloning en voorperiode
De door de oprichter van de bv in de voorperiode verrichte onttrekkingen voor privébestedingen kunnen niet worden belast als winst uit onderneming. De onderneming wordt immers niet meer voor rekening van de natuurlijk persoon in kwestie gedreven. Evenmin kunnen deze bedragen worden belast als inkomen uit dienstbetrekking. Zolang de vennootschap nog niet bestaat, kan er immers nog geen sprake zijn van een dienstbetrekking met deze bv. Deze onttrekkingen plegen dan volgens onze staatssecretaris te worden behandeld als resultaat uit overige werkzaamheden. In de voorperiode dient een zakelijke beloning in acht te worden genomen. In de praktijk is het dan zaak om de beloning in de voorperiode aan te laten sluiten bij het daarna te genieten loon, op basis van de gebruikelijkloonregeling. Over het 'loon' in de voorperiode wordt in beginsel geen voorlopige aanslag opgelegd. Evenmin vindt inhouding van loonbelasting plaats, ons advies luidt dus doorgaans om wat middelen te reserveren voor de inkomstenbelasting.
Belastingplicht omzetbelasting
De Hoge Raad heeft in een uitspraak duidelijkheid gebracht omtrent de aanvang van de belastingplicht voor de omzetbelasting. De Hoge Raad besliste dat een lichaam voor het eerst vanaf de datum van oprichting als een ondernemer in de zin van de omzetbelasting kan worden aangemerkt. De hiervoor bedoelde uitspraak brengt dus met zich mee dat omzetbelasting in de voorperiode door de omgezette eenmanszaak moet worden voldaan.*
Onttrekkingen voorafgaande aan de omzetting
De vraag of de onttrekking van vermogensbestanddelen in het kader van een geruisloze omzetting naar het privévermogen van belastingplichtige mogelijk is, is een lange tijd voer voor discussie geweest.
De staatssecretaris heeft in dat kader goedgekeurd dat met betrekking tot de geruisloze omzetting vermogensbestanddelen mogen worden onttrokken; dit betreft zowel vermogensbestanddelen die tot het keuzevermogen behoren, als ook die vermogensbestanddelen die tot het verplicht ondernemingsvermogen behoren.
De staatssecretaris heeft in een besluit duidelijkheid geschetst over de vraag of in het kader van de geruisloze omzetting vermogensbestanddelen mogen worden onttrokken. De minister keurt goed dat zowel keuzevermogen als verplicht ondernemingsvermogen mag worden onttrokken. Voor onttrekkingen van verplicht ondernemingsvermogen is de goedkeuring een uitbreiding, want in het verleden was een onttrekking van verplicht ondernemingsvermogen op geen enkele wijze toegestaan.**
Naar onze mening is het echter voor belastingplichtigen (vanuit fiscaal oogpunt) onder andere verstandig om van deze goedkeuring gebruik te maken als de vermogensbestanddelen met een boekverlies kunnen worden onttrokken, zodat het verlies zo snel mogelijk tot uitdrukking komt. In gevallen waarin een boekwinst wordt gemaakt, is het verstandig de heffing zo lang mogelijk uit te stellen en geen gebruik te maken van de door de staatssecretaris verleende goedkeuring. Een optie zou nog kunnen zijn een vervreemding van vermogensbestanddelen na de oprichting van de bv, dit in verband met het tariefverschil tussen de inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting.
Tot besluit
Heeft u naar aanleiding van dit artikel nog vragen of speelt er wellicht een ander fiscaal vraagstuk bij u? Neem dan gerust een vrijblijvend contact op met onze onderstaande adviseurs.
* HR 22 september 2006, nr. 41.443.
** Besluit van 30 juni 2010, nr. DGB2010/3599M.