Welke stukken moet de Belastingdienst verstrekken?
De Inspecteur (lees Belastingdienst) vindt het vaak lastig om u alle informatie die ze in hun bezit hebben te verstrekken. Voor een procedure moeten echter alle op de zaak betrekking hebbende stukken aan u worden verstrekt. Dit zijn ook stukken die niet bij de beoordeling zijn meegewogen. U heeft zowel voor een zitting (in de bezwaarfase) recht om deze in te zien (dossierinzage). Het blijft altijd wel de vraag of er stukken uit uw dossier zijn gehaald en/of de Belastingdienst bereid is om de stukken te verstrekken. Soms stelt een Inspecteur dat bepaalde stukken er niet in zitten i.v.m. privacy van een ander en/ of in verband met een geheimhouding. Normaliter krijgt u de stukken wel in een procedure omdat bij een procedure deze stukken moeten worden overlegd (artikel 8:42 AWB).
Wat zeggen rechters over "op de zaak betrekking hebbende stukken"?
Over dit onderwerp wordt veel geprocedeerd. Een paar belangrijke uitspraken/ arresten:
- De Hoge Raad (ons hoogste rechtscollege) stelt, dat de Inspecteur verplicht is dat alle stukken die een rol spelen bij de besluitvorming tot de op de zaak betrekking hebbende stukken behoren. Het moet dus om een volledig en logisch dossier gaan. Soms is geheimhouding (wegens een gewichtige reden) noodzakelijk. De stukken hoeven dan niet te worden verstrekt (artikel 8:29 AWB). Soms mag de rechter deze stukken wel zien en de belastingplichtige niet. Dit is recentelijk nog verder uitgebreid door de Hoge Raad (zie onder).
- In een procedure bij het Gerechtshof (november 2017) kwam er een heldere opstelling en mening van de rechter. De Belastingdienst verstrekte in deze casus veel te weinig informatie omdat het naar haar mening “interne stukken waren”. In deze casus ging het over een document (het zogenaamde pr weegdocument) dat de FIOD verstrekt aan het Openbaar Ministerie. Hierbij moet het OM beoordelen of de door de Belastingdienst aangedragen informatie zich voldoende leent om tot een strafrechtelijk onderzoek over te gaan. In dit document staat vaak nuttige informatie voor een belastingplichtige en veelal ook een doorkijk naar hetgeen de Belastingdienst in haar bezit heeft en waarin de verdenkingen richting de belasting-plichtige worden verwoord.De verslagen die daarna worden geschreven (dus hoe het onderzoek verloopt) kunnen ook relevant zijn. Als een zaak niet door het OM wordt opgepakt, zal hierin staan waarom hiertoe is besloten. Dit zijn vaak de zwakkere plekken in het verhaal en/ of de stukken van de Belastingdienst.Volgens het Gerechtshof moeten dergelijke documenten gewoon door de Belastingdienst/ Inspecteur of ontvanger worden verstrekt. De belangen van de Belasting-dienst (geheimhouder) wegen hierbij minder zwaar dan de belangen van de belastingplichtige.
- In een arrest van de Hoge Raad (augustus 2018) wordt er nog breder gekeken naar "op de zaak betrekking hebbende stukken". Het hoeft niet te gaan om stukken die de Inspecteur heeft of had kunnen gebruiken voor zijn beslissing in de bezwaarfase of bij het opleggen van de aanslag. Ook stukken (mits relevant) die daarna boven tafel komen en van belang kunnen zijn moeten door de Inspecteur worden verstrekt. Dit zelfs als de Inspecteur stelt, dat hij de stukken niet heeft laten meewegen bij zijn beslissing. Dit arrest is anders dan de uitspraak van het Gerechtshof.
Noot fiscaal jurist over inzage stukken
Veel collega belastingadviseurs laten een dossierinzage voor wat het is. Het zou hun positie richting de Belastingdienst geen goed doen en/ of er zou wantrouwen uit spreken. Als u echter de stukken van de Belastingdienst heeft weet u precies hoe de Belasting-dienst tot een oordeel is gekomen. Hiermee kunt u ook eenvoudiger uw verdediging op papier zetten. Het maakt de Belastingdienst niet uit dat u van uw wettelijk recht gebruikmaakt.
Bron dossierinzage Belastingdienst
Gerechtshof 10 november 2017 (ECLI:NL:GHSHE:2017:4838).
Hoge Raad 15 januari 2016 nr. 14/02925, ECLI:NL:HR:2016:39.
Hoge Raad 17 augustus 2018 ECLI:NL:HR:2018:1319
Hoge Raad 25 april 2008, nrs. 43448 en 43791, ECLI:NL:HR:2008:BA3823 en ECLI:NL:HR:2008:BB5868.
Hoge Raad 15 november 2013, nr. 12/0606, ECLI:NL:HR:2013:1129.
Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 9 oktober 2014, 13/00842-GHK, ECLI:NL:GHSHE:2014:4205.