Omkering bewijslast en redelijke schatting
Als u geen of een onjuiste aangifte zou indienen en/of als u uw administratie niet op orde heeft, dan kan de belastingdienst de bewijslast omkeren. Dit is een zware maatregel welke niet zomaar mag worden toegepast. De rechter zal kritisch kijken of de Belastingdienst zorgvuldig met de maatregel is omgegaan.
Wanneer mag de bewijslast worden omgekeerd door de belastingdienst
Degene die aangifte doet, is gehouden de in de aangifte gevraagde gegevens duidelijk, stellig en zonder voorbehoud in te vullen. Dat stelt de belastingdienst in staat een juiste belastingaanslag op te leggen. Als in een aangifte niet het gehele inkomen wordt aangegeven, heeft de belastingdienst niet de benodigde informatie om een juiste aanslag op te leggen.
Om de bewijs- en informatiepositie van de belastingdienst te verbeteren bij onvolledige aangifte, bepaalt de wet dat belastingdienst de inkomsten mag schatten. Daarvoor moet aangifte wel absoluut als relatief aanzienlijk te laag zijn. De beruchte ‘omkering van de bewijslast’. Ook moet de belastingdienst een redelijke schatting maken van het inkomen.
De belastingdienst moet bewijzen dat de aangifte te laag is!
De bal ligt in eerste instantie altijd bij de belastingdienst. Die moet bewijzen dat de aangifte te laag is. In een recente zaak werd in een strafrechtelijk onderzoek bij een doorzoeking op het adres van Henk een riante garderobe aangetroffen met een waarde van zo’n € 30.000 en in de schuur een horloge van zo’n € 68.000. Die laatste waarde was makkelijk te bepalen, want er zat een taxatierapport bij.
De belastingdienst denkt daar het hare van en stelt dat Henk geen (aangegeven) inkomen heeft om dat moois te betalen en daarvoor ook geen andere plausibele verklaring is. Van het horloge kan de belastingdienst niet bewijzen dat het van Henk is (het was van een vriend van een vriend van een vriend). Bij de kleding ging de belastingdienst ervan uit dat die de vijf voorafgaande jaren bij elkaar was gekocht van niet aangegeven inkomsten van € 5.000 per jaar.
Alleen al het benodigde inkomen om de kleding aan te schaffen vormt een aanzienlijk verzwegen bedrag aan inkomen dat de omkering van de bewijslast te rechtvaardigen.
Belastingdienst moet redelijke schatting bewijzen
De belastingdienst vordert vijf jaar na. De eerste vier jaar over € 5.000 wegens de kleding en het vijfde jaar naast de kleding ook over het horloge (€ 68.000). Bij het gerechtshof gaat de correctie voor de kleding terug naar € 1500 per jaar. Die voor het horloge blijft echter € 68.000. Daartegen komt Henk in cassatie en volgens de Hoge Raad heeft hij daar een punt.
De Hoge Raad stelt droogjes vast dat het gerechtshof heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is dat het horloge van Henk is. Dan kan dat horloge evenmin een aanknopingspunt zijn voor de bepaling van het inkomen (dat Henk verdiend zou hebben om het horloge te kopen). De belastingdienst moet onderbouwen dat de schatting redelijk is. Dat kan niet op basis van een horloge dat niet van de belastingplichtige is. Daaraan doet niet af dat de bewijsdrempel van de schatting lager is dan voor de onjuiste aangifte.
Kennisgroep belastingdienst inzake omkering van de bewijslast
Op 27 mei 2022 heeft de hoge raad een arrest gewezen inzake de omkering van de bewijslast. De Hoge Raad heeft in zijn arrest kort gezegd geoordeeld dat het niet beantwoorden van vraag 37 van het aangiftebiljet enkel voor de elementen in de aangifte waar de niet beantwoording van deze vraag voor van belang kan zijn, tot omkering en verzwaring van de bewijslast wegens het niet doen van de vereiste aangifte leidt. Door de kennisgroep wordt een standpunt ingenomenomtrent de genoemde procedure. De vragen die worden beantwoord zijn de volgende:
- Heeft de Hoge Raad met het arrest van 27 mei 2022, afstand genomen van het vereiste dat absoluut en relatief aanzienlijk te weinig belasting moet zijn geheven zoals de Hoge Raad voor inhoudelijke gebreken heeft geformuleerd in zijn arrest HR 24 april 2015 ECLI:NL:HR:2015:1083. De belastingdienst komt tot de volgende beantwoording : De kennisgroep onderkent een verschil in het niet beantwoorden van een vraag zoals in het arrest van 27 mei 2022 het geval was en inhoudelijke gebreken in de aangifte zoals aan de orde in het arrest van 24 april 2015. Voor het niet beantwoorden van een dergelijke vraag geldt het toetsingskader zoals de Hoge Raad heeft uiteengezet in het arrest van 27 mei 2022. Ten aanzien van inhoudelijke gebreken ziet de kennisgroep voldoende aanleiding om aan te nemen dat de Hoge Raad niet is teruggekomen van het arrest van 24 april 2015.
- Heeft het arrest van de Hoge Raad van 27 mei 2022 tot gevolg dat uitsluitend nog partiële omkering en verzwaring van de bewijslast kan plaatsvinden? Nee. Ervan uitgaande dat de Hoge Raad niet is teruggekomen van het arrest van 24 april 2015 blijft voor inhoudelijke gebreken in de aangifte gelden dat de omkering en verzwaring van de bewijslast van toepassing is op de gehele belastingaanslag.
Het niet doen van de vereiste aangifte kan leiden tot het intreden van de bewijsrechtelijke sanctie van omkering en verzwaring van de bewijslast. Dit is geregeld in artikel 25, derde lid, en artikel 27e, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR).
- Artikel 25, derde lid, AWR luidt als volgt: “Indien het bezwaar is gericht tegen een aanslag, een navorderingsaanslag, een naheffingsaanslag of een beschikking, met betrekking tot welke de vereiste aangifte niet is gedaan of sprake is van een onherroepelijk geworden informatiebeschikking als bedoeld in artikel 52a, eerste lid, wordt bij de uitspraak op het bezwaarschrift de belastingaanslag of beschikking gehandhaafd, tenzij is gebleken dat en in hoeverre die belastingaanslag of beschikking onjuist is. De eerste volzin vindt geen toepassing voor zover het bezwaar is gericht tegen een vergrijpboete.”
- Artikel 27e, eerste lid, AWR luidt als volgt: “Indien de vereiste aangifte niet is gedaan of sprake is van een onherroepelijk geworden informatiebeschikking als bedoeld in artikel 52a, eerste lid, verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, tenzij is gebleken dat en in hoeverre de uitspraak op het bezwaar onjuist is.”
De centrale vraag is of de Hoge Raad in zijn arrest uit 2022 is teruggekomen op haar arrest uit 2015. In dit laatste arrest oordeelde de Hoge Raad dat bij inhoudelijke gebreken in een aangifte niet de vereiste aangifte is gedaan als volgens de aangifte verschuldigde belastingen (relatief en absoluut) aanzienlijk lager is dan de werkelijk verschuldigde belastingen. Omdat de Hoge Raad in zijn laatste arrest niet uitdrukkelijk afstand neemt van het eerdere arrest gaat de belastingdienst ervan uit dat de Hoge Raad niet is teruggekomen van zijn eerdere oordeel, dit is logisch omdat dit de belastingdienst ook niet goed zou uitkomen.
Als het arrest uit 2022 goed wordt gelezen dan komen wij tot de conclusie dat omkering van de bewijslast niet langer geldt voor de hele aangifte, maar alleen voor de onderdelen in de aangifte inkomstenbelasting waarvan aan belastingplichtige een verwijt kan worden gemaakt.
Advisering fiscaal jurist inzake omkering bewijslast en bewijsvoering
Doe altijd aangifte, anders loop je per definitie tegen de omkering van de bewijslast aan.
Als de aangifte te laag is, moet de belastingdienst dat bewijzen. Daarvoor komt de belastingdienst doorgaans met een wirwar een stellingen, feiten en aannames en (voorbarige) conclusies. Als op basis daarvan de conclusie volgt dat niet de vereiste aangifte is gedaan, volgt daarop de bulldozer van de omkering van de bewijslast. Alle stellingen, feiten, aannames en conclusies worden voor waar aangenomen en het inkomen wordt ‘aan de bovenkant’ geschat.
Dat is een zeer penibele situatie voor de belastingplichtige, want bewijs maar eens dat je iets niet genoten hebt. Terecht stelt de Hoge Raad dan ook de eis van een redelijke schatting. Daar komt nu dus de beperking bij dat elementen van het inkomen die niet bewezen zijn niet via de achterdeur van de ‘omkering van de bewijslast’ alsnog belast worden.
Samenvattende kan de bewijslast soms worden omgekeerd en soms ook niet. In alle gevallen moet de Belastingdienst zorgvuldig omgaan met de stevige rechtsmiddel. De bewijslast kan worden omgekeerd indien:
- informatiebeschikking is opgelegd (en onherroepelijk geworden)
- u heeft niet de vereiste aangifte gedaan (vragen zijn onjuist beantwoord of niet beantwoord)
- de inspecteur heeft u uitnodigt (of aangemaand) om aangifte te doen en u doet dit niet
Heeft u de belastingdienst op bezoek of vindt onderzoek plaats, neem dan contact op met uw deskundige en voorkom de omkering van de bewijslast of beperk de schade.
Bronnen ‘Omkering bewijslast en redelijke schatting’
Hoge Raad 18 augustus 2023, ECLI:NL:HR:2023:1093
Hoge Raad 27 mei 2022 ECLI:NL:HR:2022:767
Hoge Raad 8 april 2022 ECLI:NL:HR:2022:526
Gerechtshof 's-Hertogenbosch 22 april 2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:1269
Meer weten van omkering bewijslast en redelijke schatting
- Informatiebeschikking bewijslast
- Bewijslast verdeling belastingdienst
- Bewijslast en informatie beschikking
- Informatiebeschikking en omkering bewijslast
- Bewijslast na overlijden
- Inkeerregeling en bewijslast Belastingdienst
- Bewijslast verdeling bij WVA procedure
- Nalaten doen vereiste aangifte
- Huisvesting uitzendkrachten en BTW