Onterechte navordering Belastingdienst wegens onzorgvuldigheid
De Belastingdienst heeft de mogelijkheid om na te vorderen. Dat gebeurt bijvoorbeeld in de sfeer van de inkomstenbelasting. Navorderen mag als er sprake is van een zogenaamd ‘nieuw feit’ of als de belastingplichtige ‘te kwader trouw’ is geweest bij het doen van de aangifte. Denk bijvoorbeeld aan het opzettelijk invullen van onjuiste gegevens. De kwalificatie van een feit als ‘nieuw’ feit is regelmatig voer voor discussie. Hoofdregel is dat een feit dat de Belastingdienst redelijkerwijs bekend kon zijn, geen grond mag opleveren voor navordering. Aangezien in de vorige zin het woord ‘redelijkerwijs’ is gebruikt, moge duidelijk zijn dat de Belastingdienst een bepaalde onderzoeksplicht heeft. De Belastingdienst moet zich dus inspannen om de juiste gegevens te verkrijgen. Doet hij dat niet, dan kan sprake zijn van een ambtelijk verzuim en mag niet worden nagevorderd. Recentelijk is een uitspraak gedaan door de Rechtbank Zeeland-West Brabant die over het nieuwe feit en de onderzoeksplicht gaat. Wij lichten deze uitspraak hierna toe.
Onterechte navordering door onzorgvuldigheid Belastingdienst: wat was er aan de hand?
Wij noemen de belastingplichtige in dit artikel Kees. Kees is werknemer van een bedrijf met een studieregeling. Deze regeling houdt in dat werknemers die een bepaalde opleiding volgen, worden gekort op hun brutoloon. Voor Kees gaat het in 2014 om een bedrag van € 3.908. Kees doet in 2015 netjes aangifte van zijn looninkomsten in de inkomstenbelasting. Hij besluit om met het bedrag van € 3.908 verder niets te doen. Eind goed, al goed, zou je denken en er volgt een definitieve aanslag.
In 2018 besluit Kees de aangifte over 2015 te herzien. Hij voert een bedrag van € 3.658 aan als scholingskosten waarvoor recht op aftrek zou bestaan. Dit bedrag is gelijk aan het ingehouden bedrag minus de drempel. Kees stuurt in het geheel geen stukken mee ter onderbouwing. De inspecteur merkt deze herziening aan als bezwaar. In de uitspraak op bezwaar geeft de inspecteur aan dat het bezwaar buiten de termijn is. De inspecteur heeft echter besloten aan het verzoek tegemoet te komen en de aanslag wordt verminderd. Kees krijgt als gevolg hiervan betaalde belasting terug.
Dit nieuws komt uit en binnen het bedrijf waar Kees werkt ontstaat een discussie. Eén van de andere werknemers benadert uiteindelijk de Belastingdienst en vraagt of dit nu klopt, of juist niet. De inspecteur komt al snel tot de conclusie dat Kees eigenlijk geen recht heeft op de aftrekpost en besluit over te gaan tot navordering van het bedrag dat Kees via de herziene aangifte heeft terugontvangen. De inspecteur wil het geld dat Kees heeft teruggekregen zelf weer terugontvangen.
Onterechte navordering door onzorgvuldigheid Belastingdienst: wat is het punt van geschil?
In geschil is of de navorderingsaanslag terecht is opgelegd. Daarvoor is immers een nieuw feit vereist. Het wel / geen recht hebben op de aftrekpost is geen punt van geschil in deze procedure.
Onterechte navordering door onzorgvuldigheid Belastingdienst: wat vindt de belastingplichtige?
Kees vindt dat er sprake is van een ambtelijk verzuim. Hij heeft immers een herziene aangifte gedaan en de inspecteur had die inhoudelijk moeten beoordelen en waar nodig de aftrekpost moeten onderzoeken. Had de inspecteur aan die onderzoeksplicht voldaan, dan had hij toen al geweten dat er geen recht op aftrek bestond. Als gevolg van het ambtelijk verzuim moet navordering achterwege blijven.
Onterechte navordering door onzorgvuldigheid Belastingdienst: het oordeel van de rechtbank
De rechtbank begint met vaststellen wat er nu eigenlijk is gebeurd bij de Belastingdienst. De inspecteur heeft twee beslissingen genomen nadat Kees de herziene aangifte heeft ingediend:
- De niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar (de herziene aangifte); en
- Het toekennen van een ambtshalve vermindering.
Een ambtshalve vermindering is een beslissing die de inspecteur mag nemen. Hij geeft ter zitting nog aan dat deze vermindering is toegekend na een marginale beoordeling van de herziene aangifte. Er is dus naar de aangifte gekeken.
In de regelgeving is opgenomen dat de inspecteur een ambtshalve vermindering kan verlenen. De vermindering wordt verleend zodra de inspecteur is gebleken dat de aanslag die eerder is opgelegd te hoog is. Het is in die fase aan de belastingplichtige (Kees) om aannemelijk te maken dat de aanslag te hoog was.
De rechtbank leidt hieruit af dat de inspecteur een onderzoeksplicht heeft bij de ambtshalve vermindering. Hem moet immers gebleken zijn dat de aanslag onjuist was. Daarnaast gelden hier de algemene regels van het bestuursrecht en die brengen onder meer met zich dat de inspecteur tot zorgvuldig voorbereide besluiten moet komen. In de situatie van Kees heeft de inspecteur volstaan met de informatie die Kees heeft aangeleverd. Hij heeft verder geen vragen gesteld.
De rechtbank oordeelt dat de inspecteur het niet redt met de stelling dat sprake is van een feit dat hem niet bekend had kunnen zijn. Immers: de inspecteur heeft zelf de afweging gemaakt om geen verdere informatie te vragen bij de beoordeling van het verzoek. Kees heeft geen aanvullende informatie aangeleverd, maar de inspecteur had hierom moeten vragen. Dat is nu juist die onderzoeksplicht.
Van de inspecteur mag zorgvuldigheid worden verwacht en er geldt dus een onderzoeksplicht. Deze inspecteur is echter onzorgvuldig geweest en heeft amper onderzoek gedaan. De rechtbank oordeelt dat sprake is van een ambtelijk verzuim. Dit staat aan navordering in de weg. De conclusie is dat de navordering wordt vernietigd en Kees niet hoeft terug te betalen, ondanks dat hij eigenlijk geen recht had op de aftrekpost. De inspecteur heeft dus door onzorgvuldig te handelen zijn navorderingsrecht verspeeld. Kees moest hiervoor wel naar de rechtbank.
Aangifte wordt uitgeworpen maar geen nieuw feit
De Hoge Raad oordeelt in 2022 over een situatie dat een aangifte inkomstenbelasting (over 2012) wordt uitgeworpen in het systeem van de belastingdienst. De vraag is of de inspecteur zich kan beroepen op een nieuw feit als een aangifte door haar eigen systeem wordt uitgeworpen ter controle en de inspecteur er verder niet naar kijkt. Opmerkelijk is dat de Hoge Raad concludeert dat de inspecteur zich gewoon kan beroepen op een nieuw feit dat navordering kan opleveren. Dit arrest is eigenlijk een bevestiging van de "niet onwaarschijnlijke mogelijkheid" zoals opgenomen in artikel 16 AWR (lid 2 letter c). De criteria die bepalen dat een aangifte moet worden uitgeworpen zijn kennelijk niet direct relevant voor een onderzoeksplicht voor de inspecteur. De belastingplichtige had wellicht een brief aan de Belastingdienst moeten sturen waarin hij of zij het negatieve resultaat uit overige werkzaamheden zou toelichten, als dit zou zijn gebeurd dan is er geen sprake van een nieuw feit. De onderzoeksplicht van de inspecteur is altijd een feitelijke aangelegenheid. Het is dus cruciaal dat belanghebbende alle feiten juist en volledig in beeld heeft. De Hoge Raad deed op 15 juni 2018 ook een uitspraak, in deze uitspraak (arrest) moest de inspecteur wel een onderzoek instellen als een aangifte wordt uitgeworpen. In deze casus werden er door de inspecteur wel vragen gesteld, in de casus uit 2022 niet.
Navorderingsaanslag en fiscale advisering
Indien u een navorderingsaanslag ontvangt, gaat er direct al een belangrijke termijn lopen. U moet dan besluiten om wel / niet in bezwaar te gaan. Indien u deze termijn laat verlopen, doet dat uw rechtspositie geen goed. Hebt u het gevoel een aanslag te ontvangen die niet (helemaal) juist is of hebt u het gevoel dat onzorgvuldig wordt gehandeld? Neem dan contact op met één van de auteurs en wij bespreken graag vrijblijvend onze dienstverlening en uw situatie met u.