print sitemap zoeken disclaimer contact

Jongbloed Dakar Team

Jongbloed Dakar Team

Formeel belastingrecht

Niet horen leidt tot schending verdedigingsbeginsel

De Hoge Raad heeft uitspraak gedaan in een zaak over het unierechtelijk verdedigingsbeginsel. De voorliggende vraag was of de belastingplichtige terecht niet was gehoord voorafgaand aan het vaststellen van de naheffingsaanslagen omzetbelasting. De Belastingdienst meent dat dit gerechtvaardigd is, omdat versnelde invordering toegepast moest worden. De Hoge Raad komt tot een ander oordeel. De versnelde invordering had hier niet mogen worden toegepast. Dus moest de belastingplichtige expliciet en tijdig in de gelegenheid worden gesteld om zijn zienswijze op de feiten kenbaar te maken. De naheffingsaanslagen komen te vervallen.

Feiten en omstandigheden in zaak verdedigingsbeginsel

De onderneming in kwestie (die wij hierna belanghebbende noemen) houdt zich bezig met het in de gelegenheid stellen van personen om deel te nemen aan een buitenlands kansspel. Daartoe zijn er relaties met een aantal andere bedrijven. De bedrijven waarmee de relaties bestaan, zijn bedrijven die uiteindelijk voor het overgrote deel in handen zijn van de aandeelhouders van belanghebbende.

De werkzaamheden van belanghebbende hebben de volgende vorm. Personen die willen deelnemen aan het buitenlandse kansspel, maken geld over naar belanghebbende. Met dit geld koopt belanghebbende loten in. Daarna voegt hij de loten samen tot pools. De aandelen in deze pools verkoopt belanghebbende. Voor de deelnemers in deze pool betekent dat grotere winkansen, maar lagere prijzen. De inkoop van de loten vindt plaats via één van de betrokken relaties. Deze relatie is gevolmachtigd namens het buitenlandse kansspel. De prijzen die belanghebbende met de deelname wint, keert hij uit aan de deelnemers. De betrokken relaties houden zich verder onder meer bezig met het uitlenen van personeel aan belanghebbende, marketing en contracten.

Belanghebbende heeft met een Zwitsers bedrijf een overeenkomst gesloten. Dit bedrijf is één van de relaties die voor het overgrote deel in handen is van de uiteindelijke aandeelhouders van belanghebbende. In deze overeenkomst staat dat het Zwitserse bedrijf de kansspelen organiseert. Belanghebbende verricht zijn werkzaamheden in opdracht van dit Zwitserse bedrijf en krijgt daarvoor een provisie van 3% van de ontvangen gelden. In andere overeenkomsten zijn voor andere relaties ook afspraken gemaakt waarbij het Zwitserse bedrijf als opdrachtgever is benoemd. Het bedrijf heeft geen personeel en geen eigen kantoor. Nadat de oprichting van nog een Zwitsers bedrijf plaatsvindt, neemt het aantal geldstromen verder toe.

Belanghebbende krijgt declaraties van twee betrokken bedrijven die zien op adviesvergoedingen. Belanghebbende declareert deze kosten door aan de beide Zwitserse bedrijven. Daarbij brengt belanghebbende geen omzetbelasting (btw) in rekening. Wel vraagt belanghebbende de aan hem in rekening gebrachte btw terug.

De Belastingdienst verricht in 2005 een boekenonderzoek bij belanghebbende en de andere betrokken bedrijven. Hij is van mening dat belanghebbende btw-vrijgestelde diensten verricht op het gebied van kansspelen. Dat leidt tot de conclusie dat de btw die is teruggevraagd, niet teruggevraagd had mogen worden. De Belastingdienst legt naheffingsaanslagen van bijna € 900.000 op, nog vermeerderd met heffingsrente.

De Belastingdienst kiest ervoor om het middel van versnelde invordering toe te passen. Hij gaat dan per direct over tot dwanginvordering, die vrijwel altijd gepaard gaat met beslagleggingen. Bij versnelde invordering kunnen direct al invorderingsmaatregelen worden genomen, in plaats van pas na veertien dagen. Er kunnen tevens direct maatregelen getroffen worden zoals executoriale beslaglegging of het afvoeren van goederen. Belanghebbende komt tegen de versnelde invordering in verzet en uiteindelijk leidt dit tot afspraken over uitstel van betaling.

De naheffingsaanslagen zien op de periode januari 2001 tot en met december 2005. Het bezwaar tegen deze aanslagen wijst de Belastingdienst af. De rechtbank doet in 2011 uitspraak en verwijst de zaak terug naar de Belastingdienst. Laatstgenoemde heeft niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken overlegd. De Belastingdienst kijkt opnieuw naar de zaak, maar wijst het bezwaar wederom af. Dit leidt tot de volgende beroepsprocedure, die wij hierna behandelen.

Geschilpunten inzake schending verdedigingsbeginsel

De rechtbank en later het gerechtshof behandelen een aantal geschilpunten. Zo is onder meer de vraag aan de orde of belanghebbende wel btw-vrijgestelde prestaties verricht. Dit artikel richt zich echter uitsluitend op de vraag of de rechten van de verdediging zijn geschonden en welke gevolgen daaraan verbonden moeten worden. Hierna behandelen wij dus uitsluitend de rechten van de verdediging.

Rechtbank over schending van de verdedigingsrechten

Belanghebbende voert aan dat de rechten van de verdediging zijn geschonden. De schending ziet op de omstandigheid dat belanghebbende niet in de gelegenheid is gesteld om, voordat de naheffingsaanslagen zijn opgelegd, een reactie uit te brengen en zijn zienswijze kenbaar te maken. De Belastingdienst meent dat de rechten van de verdediging niet zijn geschonden.

De rechtbank refereert eerst aan een uitspraak van het Hof van Justitie uit 2013. Hierin oordeelt het hof dat niet iedere schending van de rechten van de verdediging ertoe leidt dat het besluit moet vervallen. Het (laten) vervallen van een besluit kan alleen aan de orde zijn indien de schending aan belanghebbende de mogelijkheid heeft ontnomen om zich op zodanige wijze te verweren, dat de besluitvorming een andere afloop had kunnen hebben. Anders gezegd: de naheffingsaanslagen dienen op grond van de vermeende schending slechts te vervallen indien bij niet-schending de Belastingdienst mogelijk een ander besluit had genomen.

De rechtbank oordeelt dat tijdens het boekenonderzoek regelmatig overleg is gevoerd tussen de Belastingdienst en belanghebbende. Hij meent daarom dat, indien belanghebbende had mogen reageren op de naheffingsaanslagen voordat deze werden opgelegd, geen ander besluit zou zijn genomen. De naheffingsaanslagen zijn daarmee niet onrechtmatig en blijven intact.

Gerechtshof over schending verdedigingsbeginsel

Belanghebbende brengt bij het gerechtshof wederom schending van het verdedigingsbeginsel in stelling. Het beroep op het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie faalt, omdat het artikel waar belanghebbende zich op beroept, niet tot hem is gericht. Hij beroept zich op artikel 41: het recht op behoorlijk bestuur. Onderdeel van artikel 41 is bijvoorbeeld dat eenieder het recht heeft gehoord te worden voordat een voor hem nadelige maatregel wordt genomen alsmede inzage te krijgen in het dossier. Artikel 41 richt zich echter op instellingen, organen en instanties van de Unie. Daarom kan belanghebbende er in deze context geen rechten aan ontlenen.

Een tweede geschilpunt met betrekking tot de verdediging is het niet horen van de belanghebbende voordat de naheffingsaanslagen zijn opgelegd. Het hof meent dat belanghebbende dit punt terecht aandraagt en vat de gebeurtenissen samen. Voorafgaand aan het opleggen van de aanslagen is belanghebbende niet gehoord. Het rapport boekenonderzoek is uitgereikt op de dag waarop ook de naheffingsaanslagen zijn uitgereikt. De naheffingsaanslagen zijn terstond en voor het volle bedrag invorderbaar gesteld. Op basis van deze gebeurtenissen komt het hof tot het oordeel dat belanghebbende ten onrechte niet is gehoord voordat de naheffingsaanslagen zijn vastgesteld.

Echter, deze 'fout' van de Belastingdienst ziet het hof niet als ongerechtvaardigde schending van het unierechtelijk verdedigingsbeginsel. Het hof komt in de eerste plaats tot dit oordeel, omdat het horen niet tot een andere afloop had kunnen leiden. Dit oordeel sprak de rechtbank – zoals hiervoor beschreven – eerder ook uit. Voor zover de naheffingsaanslagen al onjuist zouden zijn, zijn zij verder hooguit te laag vastgesteld. Voorts is het zo dat belanghebbende op latere momenten de kans heeft gehad om zijn zienswijze kenbaar te maken in hoorgesprekken. Zo is in de bezwaarfase voldoende ruimte geboden om alsnog te reageren op het rapport boekenonderzoek. Dat dan sprake is van ‘eerst heffen, dan horen’, hoeft niet te leiden tot het vervallen van de naheffingsaanslagen. Tot slot weegt het hof ook mee dat uiteindelijk uitstel van betaling is verleend. De gehele gang van zaken na het opleggen van de naheffingsaanslagen maakt daarmee dat de naheffingsaanslagen niet komen te vervallen wegens schending van het verdedigingsbeginsel.

De Hoge Raad over schending van het verdedigingsbeginsel

Belanghebbende besluit in cassatie te gaan bij de Hoge Raad. De Hoge Raad kijkt niet opnieuw naar de feiten, maar toetst de toepassing van het recht. In cassatie is het belanghebbende om het volgende te doen.

Het hof oordeelde dat, indien belanghebbende wel was gehoord voorafgaand aan het opleggen van de naheffingsaanslagen, dit niet tot een andere uitkomst had kunnen leiden. Belanghebbende voert aan dat het beoordelen of een andere uitkomst mogelijk was, moet gebeuren met inachtneming van alle feiten en omstandigheden. Daarbij is ook van belang of belanghebbende had kunnen aanvoeren dat de feiten op een andere wijze moeten worden gewaardeerd en / of geïnterpreteerd. Voornoemde waardering en interpretatie van de feiten leent zich voor discussie over de vraag of een bepaald feitencomplex, dat leidt tot een bepaald standpunt van de Belastingdienst, moet leiden tot de gevolgen die de Belastingdienst aan het standpunt verbindt.

Belanghebbende is van mening dat hij een inbreng had kunnen leveren die van belang was voor het vaststellen van het karakter van de verleende diensten en de plaats waar deze plaatsvonden. Voor de heffing van omzetbelasting zijn deze elementen van aanzienlijk belang. Belanghebbende is tevens van mening dat het niet ondenkbaar is dat de bevindingen van de Belastingdienst er eveneens toe hadden kunnen leiden dat sprake is van andere prestaties dan de prestaties die het recht op aftrek van btw verhinderen. Het besluit van de Belastingdienst had dus anders kunnen luiden en had ook andere rechtsgevolgen kunnen hebben, zo voert belanghebbende aan.

De Hoge Raad overweegt dat bij een bezwarend besluit het een algemeen beginsel van Unierecht is dat de rechten van de verdediging worden geëerbiedigd. Onderdeel van dit beginsel is dat belanghebbende in staat wordt gesteld zijn standpunten / visie over de elementen waarop het besluit is gebaseerd, kenbaar te maken. Naheffingsaanslagen omzetbelasting vallen binnen de sfeer van het Unierecht en daarmee is deze regel van toepassing.

Ondanks dat belanghebbende de redenen voor de controle kende en geacht wordt op de hoogte te zijn van de feiten die tot het besluit hebben geleid, dient hij expliciet en tijdig te worden uitgenodigd om, voorafgaand aan het nemen van het bezwarende besluit, gehoord te worden. Tijdens dat horen kan hij feiten aanvoeren die de Belastingdienst aan zijn besluit niet ten grondslag heeft gelegd of onvoldoende in aanmerking heeft genomen. Ook moet hier ruimte zijn voor het herstellen van vergissingen of aanvoeren van individuele omstandigheden die tot een ander besluit kunnen leiden.

Belanghebbende is voorafgaand aan het vaststellen van de naheffingsaanslagen niet gehoord. Hij is niet expliciet en tijdig ingelicht over het voornemen tot het definitief vaststellen van de naheffingsaanslagen en heeft daarmee geen gelegenheid gehad om zijn zienswijze kenbaar te maken over de elementen waarop de naheffingsaanslag is gebaseerd. De gronden voor de naheffingsaanslag staan in het rapport boekenonderzoek en dat is gelijk met de naheffingsaanslagen uitgereikt. De Belastingdienst heeft daarmee onrechtmatig gehandeld.

De Hoge Raad doet de zaak zelf af

De Hoge Raad kan de zaak zelf afdoen. Cruciaal is nu het antwoord op de vraag of de schending van het verdedigingsbeginsel wel of niet gerechtvaardigd is in deze zaak. Dat staat of valt met de vraag of terecht is overgegaan tot versnelde invordering. Immers: door de versnelde invordering is er voor belanghebbende geen ruimte geweest om te reageren. Bij onvoldoende rechtvaardiging voor toepassing van het middel van versnelde invordering, moeten de naheffingsaanslagen vervallen.

Versnelde invordering is een grond die rechtmatig het recht om vooraf te worden gehoord beperkt, mits het middel rechtmatig is ingezet. De rechtvaardiging voor het beperken van het hoorrecht wordt erin gevonden dat een doeltreffend verhaal op de belanghebbende als doel van algemeen belang dan prevaleert boven de verdedigingsrechten van belanghebbende. De inspecteur moet hiervoor de feiten stellen en deze aannemelijk maken. Daartoe heeft de inspecteur bij het hof reeds een onderbouwing ingediend.

De Hoge Raad acht deze onderbouwing onvoldoende, mede door de gemotiveerde betwisting van belanghebbende. Zelfs indien de feiten die aangevoerd worden kloppen en ook indien alle argumenten tezamen worden bezien, is dat in deze zaak onvoldoende reden voor versnelde invordering. Daarmee is het unierechtelijk verdedigingsbeginsel geschonden; de naheffingsaanslagen dienen vernietigd te worden.

Rechten van de belastingplichtigen en formeel belastingrecht

U hebt als belastingplichtige rechten. Het bestuursrecht kent namelijk niet alleen rechten en bevoegdheden toe aan bestuursorganen, maar kent ook een waarborgfunctie. Deze waarborgfunctie zorgt ervoor dat u mogelijkheden hebt om tegen besluiten op te komen en – zoals bij bepaalde hoorrechten – voorafgaand aan besluiten kenbaar moet kunnen maken wat uw zienswijze is.

Het geheel aan bestuursrecht en – als onderdeel daarvan – het formele belastingrecht is complex. Het is daarom raadzaam om u door een deskundige te laten bijstaan. Deze kan uw argumenten overbrengen, u aangeven wat uw rechten en plichten zijn, zorgdragen voor een meer voortvarend verloop en een al te gortige Belastingdienst – waar nodig – afremmen. Het is belangrijk dat u steeds en tijdig uw rechten en plichten kent en daar gebruik van maakt. Immers: onderaan de streep blijft het bestuursrecht eenzijdig: het bestuursorgaan (zoals de Belastingdienst) besluit uiteindelijk. Het is vervolgens aan de rechtspraak om deze besluiten op rechtmatigheid te toetsen.

Hebt u een (dreigend) geschil met de Belastingdienst? Neem dan gerust eens contact op met één van onderstaande auteurs.

Bronnen

Deel deze pagina

Laatste update op 18-01-2022
Artikel gemaakt op 15-12-2021
Dit artikel (of blog of voorbeeldovereenkomst) is met aandacht en zorgvuldigheid geschreven, maar bevat informatie van algemene en informatieve aard. De informatie in dit artikel kan, afhankelijk van de omstandigheden van uw specifieke geval, niet of verminderd van toepassing zijn. De informatie in dit artikel dient derhalve niet als fiscaal/juridisch advies te worden beschouwd. Jongbloed Fiscaal Juristen N.V., haar medewerkers en of haar vestigingen/deelnemingen aanvaarden dan ook geen enkele aansprakelijkheid voor de gevolgen van het gebruik van de informatie uit het artikel.
U bevindt zich hier : Jongbloed Fiscaal Juristen Kennisbank Formeel belastingrecht Schending verdedigingsbeginsel

Jongbloed Fiscaal Juristen - Disclaimer - Zoeken - Sitemap