Onterechte navordering Zwitsers vermogen door Belastingdienst
De afgelopen jaren is het veel in de media geweest: de jacht op buitenlands vermogen door de Belastingdienst. De Belastingdienst is actief bezig met het opsporen van buitenlands vermogen, zoals bankrekeningen in Zwitserland en schimmige vennootschapsstructuren in het buitenland. De bedragen die hiermee gepaard gaan zijn meestal groot. Niet gek is daarom dat belastingplichtigen recht hebben op bescherming tegen een al te snelle en agressieve handelswijze van de Belastingdienst. Recent deed het gerechtshof Den Haag uitspraak in zo’n zaak waar de Belastingdienst iets te voortvarend heeft gehandeld. Wij lichten deze specifieke zaak hierna nader toe.
Belastingdienst verzoekt Zwitserse belastingdienst om informatie
De belastingplichtige en zijn partner nemen tussen 2003 en 2014 geen vermogensbestanddelen op in de aangifte inkomstenbelasting die betrekking hebben op buitenlandse bankrekeningen. De Belastingdienst doet in 2015 een verzoek aan de Zwitserse belastingdienst om informatie over vermogen. Het gaat om informatie van Nederlanders met een bankrekening bij de UBS-bank in Zwitserland. De Belastingdienst wenst deze informatie te verkrijgen, omdat het vermoeden bestaat dat niet alle Nederlanders deze bankrekeningen op de juiste wijze in de aangifte inkomstenbelasting hebben opgenomen. De Zwitserse belastingdienst werkt aan dit verzoek mee.
Van de belastingplichtige in deze zaak zit zo’n rekening in de informatie die de Belastingdienst krijgt. Het gaat om een bankrekening met (in totaal) circa € 575.000. De Belastingdienst besluit uiteindelijk, na herhaalde verzoeken om inlichtingen aan de belastingplichtige, over te gaan tot het opleggen van een navorderingsaanslag voor 2003. Later komt daar ook 2004 bij. Echter, de informatie die de Belastingdienst heeft gekregen uit Zwitserland gaat niet over 2003 en 2004. Volgens de inspecteur hoeft dit geen probleem te zijn. Hij geeft aan dat de ervaring leert dat er in dit soort dossiers dan in 2003 vrijwel altijd ook zulk vermogen was. Daarnaast ‘ontstaat geld niet zomaar’. De belastingplichtige komt tegen de navorderingsaanslagen in bezwaar, beroep, en nu bij het gerechtshof in hoger beroep. In de voorfase voert hij nog het verweer dat er vermoedelijk wel geld is geweest, maar niet altijd op zijn bankrekeningen en, voor zover er geld was, betrof het vakantiegeld. Duidelijk is dat de inspecteur dit niet gelooft.
De rol van de inspecteur
Het gerechtshof geeft aan dat het de inspecteur is die in ieder geval aannemelijk moet maken dat er in 2003 en 2004 vermogen in het buitenland was. Daarbij hoeft hij niet de exacte getallen te kennen. In het kader van deze procedure brengt de belastingplichtige nog twee stukken in. Uit deze stukken komt naar voren dat er in 2010 een rekening is geopend met een storting van circa € 100.000 en dat deze rekening in 2014 is gesloten met een saldo van circa € 86.000. In 2010 heeft een behoorlijke (€ 375.000) contante storting plaatsgevonden. Dit zegt uiteraard niets over de jaren in geding: 2003 en 2004. Het geeft wel aan dat er sprake is geweest van verzwegen vermogen.
De inspecteur gaat dus uit van buitenlands vermogen in 2003 en 2004. Dat bestrijdt de belastingplichtige. Het is dan aan de inspecteur om de aanwezigheid van buitenlands vermogen aannemelijk te maken. Lukt het de inspecteur om deze horde te nemen, dan mag hij overgaan tot navordering. De inspecteur zal zich hier gesterkt hebben gevoeld door een verklaring van de belastingplichtige dat hij rondom kalenderjaar 2002 mogelijk een Zwitserse rekening had. De belastingplichtige bestrijdt de totstandkoming van deze verklaring echter.
De belastingplichtige heeft stukken laten zien waaruit volgt dat in 2010 een rekening is opgericht en in 2014 een rekening is opgeheven. De inspecteur heeft hiertegenover geen concrete feiten weten te benoemen waarmee aannemelijk wordt dat ook in 2003 en 2004 zulk vermogen aanwezig is geweest. De enkele stelling dat de ervaring leert dat dit bijna altijd het geval is, is daarvoor onvoldoende. Dat geldt ook voor het argument dat ‘geld niet zomaar ontstaat’.
Het gerechtshof is het met de inspecteur eens dat er een vermoeden kan zijn dat er voor 2010 al een aanzienlijk vermogen aanwezig was. Het hebben van vermoedens is ook geen verboden bezigheid. Echter, een vermoeden strekt niet zo ver dat je daarmee 6 tot 7 jaar terug in de tijd kunt (naar 2003 / 2004) navorderen zonder verdere onderbouwing. Er zijn geen feiten / omstandigheden gesteld waaruit volgt dat de aanwezigheid van verzwegen vermogen zich in 2003 / 2004 heeft voorgedaan. Dat de belastingplichtige eerst anders heeft verklaard, leidt in dit geval niet tot een ander oordeel.
Zure bom voor de Belastingdienst
De navorderingsaanslagen en de boeten worden vernietigd. Dat is een zure uitkomst voor de Belastingdienst. De inspecteur voerde eerder nog aan dat op deze wijze de onwelwillende houding van de belastingplichtige wordt beloond. Dit argument kan, gelukkig, geen stand houden. Eenieder verdient immers dezelfde rechtsbescherming, ongeacht de situatie waar men zich in bevindt.
Verklaringen belastingplichtige
Wat in dit dossier ook bijzonder is, is de informatie die de belastingplichtige heeft verstrekt. Hij gaf in een eerder gesprek met de Belastingdienst namelijk aan, dat er rondom het jaar 2002 wel een bankrekening geweest was in Zwitserland. Later geeft de belastingplichtige aan tijdens dit gesprek te zijn overvallen / verrast. De vraag is echter hoe aannemelijk deze verklaring is, omdat het dossier op dat moment al geruime tijd liep. Ook de argumenten dat het vakantiegeld of een rekening van iemand anders betreft, zijn argumenten die even zo goed de andere kant op hadden kunnen vallen. Deze uitspraak is vanuit het oogpunt van de rechtsbescherming daarom prettig, maar duidelijk gekleurd door de zeer specifieke omstandigheden.
Buitenlands vermogen en Belastingdienst: wat te doen?
Indien u beschikt over buitenlandse bankrekeningen en u hoeft redelijkerwijs nog niet te vermoeden dat de Belastingdienst u op het spoor is, dan kunt u gebruik maken van de zogenaamde inkeerregeling. U kunt dan op basis van vrijwillige verbetering de Belastingdienst benaderen en gedane zaken corrigeren. Dit leidt meestal tot een forse boetematiging, of zelfs de afwezigheid van boeten. Wat zich in uw situatie voordoet is onder meer afhankelijk van het soort verzwegen vermogen. Hebt u hier vragen over of zit u in een onderzoek van de Belastingdienst naar buitenlands vermogen en wordt u geconfronteerd met moeilijke vragen en mogelijke navordering? Neem dan gerust eens contact op met één van de auteurs van dit artikel.