Geen onzakelijke lening bij verstrekte lening door minderheidsaandeelhouder
Gelukkig zijn er ook nog uitspraken waarbij geen onzakelijke lening wordt geconstateerd. In het onderstaande arrest is door de Hoge Raad geoordeeld dat de lening die belastingplichtige aan zijn werkgever heeft verstrekt niet is aan te merken als deelnemerschapslening en ook niet als onzakelijke lening.
Beschrijving feiten
Belastingplichtige was werkzaam (financieel directeur) bij zijn werkgever, X B.V. Deze B.V. was niet echt winstgevend in de loop der jaren. In 2007 heeft X B.V. een grote opdracht verworven waardoor er extra geld benodigd was binnen X B.V. Belastingplichtige verwerft in 2008 een minderheidspakket aandelen in X B.V. voor een prijs van € 1 en verstrekt daarnaast een lening van € 300.000 aan X B.V. (als werkkapitaal zijnde). De andere 2 directieleden kopen ook een minderheidspakket aandelen en verstrekken tevens € 300.000 als lening zijnde. Verder heeft de grootaandeelhouder zijn lening van € 1,8 miljoen omgezet in een lening waarop dezelfde voorwaarden van toepassing zijn als op de lening van de directieleden.
Belastingplichtige zijn dienstbetrekking eindigt in 2011 waarbij hij zijn aandelen verkoopt voor € 1 en zijn lening verkoopt voor € 30.000. Als gevolg van de verkoop van de lening voor € 30.000 lijdt belastingplichtige een verlies van ruim € 330.000 (inclusief rente).
Uitspraak Hoge Raad
De Hoge Raad oordeelt dat de lening die X aan E B.V. heeft verstrekt, niet is aan te merken als een deelnemerschapslening. Ook is de lening volgens de Hoge Raad niet aan te merken als een onzakelijke lening. De Hoge Raad verwerpt hierbij de stelling van de Staatssecretaris dat de door de Hoge Raad ontwikkelde criteria ten aanzien van de deelnemerschapslening materieel moeten worden beoordeeld. Ten aanzien van de stelling van de Staatssecretaris dat er sprake is van een onzakelijke lening, wijst de Hoge Raad erop dat er geen sprake is van een uitzonderingssituatie als bedoeld in het arrest van 28 februari 2014. In casu hebben de toe te treden minderheidsaandeelhouders, onder wie de belastingplichtige, namelijk geld aan de debiteur verstrekt terwijl de meerderheidsaandeelhouder bij gelegenheid van die toetreding dat niet heeft gedaan. De Hoge Raad bevestigt de uitspraak van het Hof[1].
Zoals ook maar weer uit bovenstaand arrest blijkt zijn de exacte feiten en omstandigheden van wezenlijk belang voor de fiscale kwalificatie van een lening dan wel de afwaardering hiervan. Laat uw fiscaal jurist de kwalificatie beoordelen bij een eventuele discussie.
[1] Hof Arnhem - Leeuwarden oordeelt dat er geen sprake is van een bodemlozeputlening. Het Hof overweegt hierbij dat X ten tijde van het verstrekken van de geldlening nog niet eerder geld had geleend aan E B.V., en ook geen aandelen hield in E B.V. Volgens het Hof is het dan ook volstrekt onaannemelijk dat het op dat moment duidelijk was dat de hoofdsom nimmer zou worden terugbetaald. Ook is er geen sprake van een deelnemerschapslening of een onzakelijke lening.