Vertrouwen in de Belastingdienst
Vertrouwen op en verdedigen tegen de Belastingdienst
De laatste jaren wordt steeds duidelijker hoe machtig de Belastingdienst is en hoe die macht kan ingrijpen in het dagelijks leven. Het is dan ook goed dat er een minister voor rechtsbescherming is. Nu de vorige minister vooral de overheid tegen de (mondige) burger leek te beschermen, is het aan de huidige minister (Franc Weerwind) pal te staan voor de rechten van de burger (hij heeft zijn naam in elk geval mee). De (bescherming tegen de) Belastingdienst zal hoog op zijn lijstje staan.
Rechtsbescherming in Nederland
Op papier lijkt het in Nederland goed geregeld met de mogelijkheid tot bezwaar, inzage in het dossier en het recht te worden gehoord en over alle stukken te mogen beschikken. De praktijk blijkt vaak weerbarstiger. Eén van de belangrijke elementen van rechtsbescherming is, dat je de overheid (Belastingdienst) moet kunnen vertrouwen, het vertrouwensbeginsel. Dat beginsel vindt de Belastingdienst zelf ook belangrijk en staat uitvoerig op de website.
De Nederlandse rechtsbescherming moet verder gaan dan de Europese
In welke omstandigheden op de Belastingdienst mag worden vertrouwd en wanneer dat vertrouwen kan worden opgezegd is aardig ontwikkeld in de uitspraken van de Hoge Raad.
Voor de belastingen die worden geregeerd door Europees recht (denk vooral aan omzetbelasting) geldt echter niet het Nederlandse vertrouwensbeginsel, maar het Europeesrechtelijke vertrouwensbeginsel. Dat laatste kan aanzienlijk beperkter zijn. Het gaat immers om geld dat (deels) direct in de Europese kas vloeit, en daar zijn ze dol op.
Een beroep op het Europeesrechtelijke vertrouwensbeginsel wordt dan ook minder snel gehonoreerd dan een beroep op het Nederlandse vertrouwensbeginsel. Dat heeft te maken met een aantal factoren.
- Zo wordt onder andere uitgegaan van een professionele en behoedzame belastingplichtige en geldt een zware onderzoeksplicht (in Nederland wordt minder streng en individueel getoetst).
- Maar het belangrijkste verschilpunt is, dat het vertrouwensbeginsel in het Europese recht niet de wet opzij kan zetten. Dat kan onder Nederlands recht wel (de zogenoemde contra legem werking). Dat betekent in wezen dus dat, als uit de wet (lees: Europese Verordening) volgt dat er belasting verschuldigd is, die ook betaald moet worden, ongeacht wat de Belastingdienst heeft toegezegd, beloofd, gedaan of nagelaten.
Dat was voor de Belastingdienst aanleiding om te stellen dat het vertrouwensbeginsel helemaal niet meer werkt in de omzetbelasting. Daar waar de andere bestuursrechters juist neigen naar meer rechtsbescherming van de burger, wil de Belastingdienst juist minder. Die gedachte heeft de Hoge Raad echter afgeserveerd.
Het recht om je te verdedigen tegen de Belastingdienst moet niet worden beperkt
Een ander belangrijk aspect ter rechtsbescherming van de belastingplichtige is het recht om jezelf te verdedigen tegen de Belastingdienst. Een belangrijk aspect is het recht te worden gehoord. Uit de Europese jurisprudentie volgt dat dit recht heilig is (maar wel met een belangrijke beperking).
In de kern is er een stappenplan. Als de Belastingdienst een (van de aangifte afwijkende, hogere) aanslag wil opleggen, moet je vóór het vaststellen daarvan de gelegenheid krijgen om te reageren op de door de Belastingdienst gebruikte feiten en redenen om die aanslag op te leggen. Heb je dat niet gehad, dan is het Europese verdedigingsbeginsel beperkt. Maar – hier volgt de beperking – je hebt er pas iets aan als vaststaat dat, als je wel gehoord zou zijn, dit dan had kunnen leiden tot een andere afloop (lees: een lagere aanslag).
Ook heeft de Belastingdienst nog de mogelijkheid aan te voeren dat er een rechtvaardiging is voor het niet vooraf horen (bijvoorbeeld het risico van verduistering).
Als u (in een zaak die geregeerd wordt door Europees recht; vb. omzetbelasting) niet bent gehoord, dat horen tot een lagere aanslag zou kunnen leiden en er geen rechtvaardiging is, gaat de aanslag van tafel.
Boete en cautie
Boekenonderzoeken en andere controles leiden vaak tot fiscale boetes. Indien daarvan sprake is of dreigt te worden, dient de Belastingdienst u te wijzen op uw zwijgrecht (de cautie te geven). De Hoge Raad oordeelt dat de cautie moet worden gedaan in alle gevallen waarin - anders dan schriftelijk - vragen worden gesteld die betrekking hebben op een boete.
Soms wordt de cautie tussen neus en lippen door gegeven. Wees daar alert op. Het niet geven van de cautie is echter niet per definitie fataal voor de opgelegde boete. Het blijft zonder gevolg als u niet in uw belangen bent geschaad. Bijvoorbeeld: uw antwoord is niet van belang voor de beslissing. Ook kunnen er ook nog andere bewijzen tegen u zijn dan alleen uw verklaring.
Waar kunnen wij u mee helpen?
Op de Belastingdienst moet je kunnen vertrouwen. Als dat vertrouwen is beschaamd, dient dat als uitgangspunt te leiden tot een lagere aanslag, tenzij er een rechtvaardiging of Europese belemmering is. Ook moet je steeds in staat worden gesteld om jezelf adequaat te verdedigen. Helaas vergt de rechtsbescherming tegen de Belastingdienst steeds meer specialisatie in een tijd waarin de rechtsbescherming juist moet worden opgeschroefd. Wij overleggen en procederen dagelijks tegen de Belastingdienst, kennen de regels, de mogelijkheden en de onmogelijkheden. Heeft u problemen met de Belastingdienst, neem dan vrijblijvend contact met ons op.
Bron bij ‘Vertrouwen op en verdedigen tegen de Belastingdienst’
Belastingdienst, vertrouwensbeginsel
Hoge Raad, 10 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1849
Hoge Raad, 18 februari 2022, ECLI:NL:HR:2022:269