Herziening in belastingprocedures
Het Gerechtshof Arnhem - Leeuwarden heeft in 2019 een bijzondere casus behandeld en kwam ook met een baanbrekende uitspraak. In deze procedure kwam de rechter terug op een eerdere uitspraak waarin een informatiebeschikking van de Belastingdienst was vernietigd. De Belastingdienst kreeg nieuwe informatie (na de uitspraak) en vroeg de rechter om nogmaals naar de casus te kijken. De rechter ging hierin mee. Via deze uitspraak kunnen wellicht oude (en verlopen) zaken weer worden geopend. Voor zover wij weten, is dit voor het eerst in onze rechtspraak dat een rechter een zaak volledig herziet.
Herziening van fiscale zaken
In 2017 deed het gerechtshof uitspraak over een informatiebeschikking inzake buitenlandse banktegoeden. De informatiebeschikking wordt door het gerechtshof vernietigd. Na deze uitspraak kwam er nieuwe informatie boven tafel. Wat speelde er? Henk en zijn echtgenote waren in 1994 rekeninghouder bij een bank in Luxemburg (KB Lux). Aan de bankrekening waren zogenaamde sub-rekeningen gekoppeld. De inspecteur stelde in 2013 vragen aan Henk die niet worden beantwoord. Vervolgens wordt er door de inspecteur een zogenaamde informatiebeschikking opgesteld (met vele vragen). In 2014 stuurt de bank een brief waaruit volgt dat de rekeningen al meer dan 10 jaar geleden zijn opgedoekt (gesloten). Het gerechtshof vernietigt de informatiebeschikking, omdat de inspecteur niet aannemelijk maakt dat de gestelde vragen niet zouden zijn beantwoord. Eén vraag is niet beantwoord (op welke bankrekening is het saldo uit Luxemburg gestort?). Omdat Henk deze informatie niet meer had of kon verkrijgen, was dit volgens het gerechtshof niet meer interessant. De Hoge Raad keek ook nog naar deze zaak, maar deed het af met een 81 RO-verklaring. Na de uitspraak kwam er nog nieuwe informatie - via de Luxemburgse bank - binnen bij de Belastingdienst. De inspecteur heeft vervolgens de rechter gevraagd om nog eens naar deze nieuwe gegevens te kijken en de uitspraak uit 2017 te herzien. Henk was het hier niet mee eens, omdat dit verzoek onredelijk laat zou zijn ingediend en zijn rechtszekerheid zou zijn geschaad. Nu er binnen 1 jaar om herziening is verzocht, was het verzoek - aldus het gerechtshof - tijdig.
Het gerechtshof stelde vast dat de informatie in 2017 niet bekend was bij de inspecteur. Ook kon deze informatie hem niet eerder bekend zijn. Nu het gerechtshof bij de uitspraak in 2017 van onvolledige informatie uitging, kon de uitspraak worden herzien omdat de rechter op grond van deze informatie tot een andere uitspraak was gekomen. Het verzoek om herziening wordt dan ook toegewezen. Henk kreeg een termijn van 6 weken om alsnog de gevraagde inlichtingen te vertrekken.
Noot fiscaal jurist inzake herzieningsverzoek in fiscale zaken
Het is onduidelijk waarom de inspecteur in 2017 niet om aanhouding of schorsing heeft gevraagd, dit om de informatie uit Luxemburg af te wachten. Henk had ook kunnen stellen dat de inspecteur via een aanhouding de nieuwe informatie wel had kunnen inbrengen. Dit is echter historie en niet meer aan de orde.
Henk was in het verleden klant bij een Luxemburgse bank, zijn dossier is echter vernietigd waardoor het saldo en de mutaties niet meer te vinden zijn. Henk doet alle moeite om de vragen te beantwoorden en volgens de rechter heeft Henk voldoende zijn best gedaan. In april 2017 duikt de inspecteur nog eens goed in het dossier en wordt er een brief gestuurd aan de Luxemburgse bank. In juli 2017 komt de uitspraak van het gerechtshof waarin de Belastingdienst in het ongelijk wordt gesteld. Het antwoord van de bancaire instelling komt in november 2017. Hieruit volgt dat er in de periode 1994 - 2002 ruim € 400.000 op de rekening is gestort. Dat heeft Henk verzwegen.
In het strafrecht zien we vaker herzieningsverzoeken in het fiscale recht eigenlijk niet of zelden. Dit komt mede door de strenge voorwaarden / eisen. Een uitspraak kan op grond van artikel 8:119 van de Algemene Wet Bestuursrecht (AWB) een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten en omstandigheden die:
- hebben plaatsgevonden voor de uitspraak;
- bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn; en
- waren zij bij de bestuursrechter eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
Op grond van 29 Algemene Wet inzake Rijksbelastingen (AWR) geldt hetzelfde voor uitspraken van de Hoge Raad. De moeilijkheidsgraad in dit soort zaken is gelegen in het feit dat aan de drie genoemde voorwaarden moet zijn voldaan. De feiten moeten hebben plaatsgevonden voor de uitspraak en de belanghebbende (of inspecteur) moet strak en duidelijk aannemelijk maken dat hij / zij deze niet voordien kon inbrengen. Dit is dus een stevige bewijslast die vraagt om goed inzicht in fiscale beroepsprocedures. Onze onderstaande specialisten adviseren u vlot en deskundig in dergelijke procedures.
Bron herziening fiscale zaken
Gerechtshof Arnhem - Leeuwarden d.d. 16 juli 2019 ECLI:NL:GHARL:2019:5829
Gerechtshof Arnhem - Leeuwarden d.d. 11 juli 2017 ECLI:NL:GHARL:2017:5864
Hoge Raad d.d. 1 juni 2018 ECLI:NL:HR:2018:801
Hoge Raad 20 februari 2015, nr. 14/05686, ECLI:NL:HR:2015:357