Bewijslastverdeling fiscale procedures
In het fiscale recht geldt als basis de vrije bewijsleer. De belastingplichtige kan en mag dus met alle mogelijke middelen het bewijs leveren om zijn of haar stelling, standpunt, aangifte of administratie te onderbouwen. Dit geldt ook voor de Belastingdienst. De vraag die hieraan vooraf gaat is "wie moet wat bewijzen", derhalve de verdeling van de bewijslast.
Aannemelijk maken of doen blijken
Als vertrekpunt geldt dat het voldoende is dat een partij een te bewijzen factuur, gebeurtenis of feit "aannemelijk moet maken". In sommige gevallen is er een zwaardere bewijs nodig. In dergelijke gevallen is sprake van "aantonen" of "doen blijken". Het kan ook zijn dat de bewijslast volledig bij een belastingplichtige komt te liggen en ook nog in verzwaarde vorm, dit speelt bij de omkering van de bewijslast. In dergelijke gevallen moet een feit of gebeurtenis "overtuigend worden aangetoond".
In de meeste gevallen kan een partij eenvoudig voldoen aan zijn bewijslast door een feit aannemelijk te maken. Denk hier echter niet te makkelijk over, de rechter moet wel overtuigd zijn (en worden) dat de feiten zich hebben voorgedaan. Dat wil zeggen dat niet elke twijfel hierover uitgesloten moet zijn. Het is dus geen volledig bewijs, maar de lichtste vorm van bewijs.
In de fiscale wetgeving wordt soms het woord "aantonen" genoemd. Dit is een zwaardere vorm dan "aannemelijk maken". Dit geldt enkel als het ook zo in de wet staat opgenomen. Dit komt voor als in de belastingwet het woord "aantonen" of "doen blijken" is opgenomen. In dergelijke gevallen moeten de (betwiste) feiten volledig en zorgvuldig worden bewezen, derhalve overtuigend worden aangetoond (Hoge Raad d.d. 26 mei 1999 ECLI:NL:HR:1999:AA2766). Soms halen rechters de woorden "doen blijken" en "aantonen" door elkaar, veel Europese rechters hebben het over "aantonen".
Staan feiten in een procedure voldoende vast
Als basis geldt dat feiten die niet door de inspecteur of u worden betwist vaststaan. Dus als de inspecteur stelt dat een bepaald feit zich heeft voorgedaan en dit wordt niet door u betwist, dan staat dit feit vast. De rechter zal ervan uitgaan dat een feit dat is gesteld door de inspecteur (en dat niet wordt weersproken) vaststaat tussen partijen. Feiten van algemene bekendheid (of ervaringen) hebben meestal ook geen verder bewijs nodig. Een rechter moet op enig moment van onbetwiste feiten kunnen uitgaan. Let er dus goed dat de feiten die worden gesteld juist en volledig zijn. Als dit niet zo zou zijn moet u deze aanvullen of betwisten, dit bij voorkeur met ondersteunend bewijs. Als u hierbij verwijst naar een bijlage dan moet u ook duidelijk aangeven in welke zin of alinea dit bewijs dan te vinden is. De rechter zal niet de bijlagen onderzoeken of ergens iets te vinden is. De rechter is dit ook niet verplicht. Het is dus aan u om duidelijk (klip en klaar) met stukken en/of bewijs te komen die mogelijke stellingen of feiten van de inspecteur weerspreken.
Fiscale bewijsvoering is anders dan civiele bewijsvoering
Wie stelt moet bewijzen... komt uit het civiele recht (artikel 150 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering). In het fiscale recht zijn er basisregels (zie onder). Bij een fiscale procedure kan de rechter echter ook de bewijslast tussen partijen regelen en nader invullen. Dit zal de rechter doen op grond van het redelijkheidsconcept. Als een partij - waarop de bewijslast rust - lastig bewijs kan leveren en de andere partij dit eenvoudig kan vormgeven, dan kan de rechter bepalen dat de andere partij (meestal de inspecteur), dit bewijs moet leveren.
De basisregels voor bewijsvoering in een fiscale procedure
In het fiscale recht werkt het dus net iets anders, de belangrijkste uitgangspunten zijn de volgende:
- Als u minder belasting wilt betalen, bijvoorbeeld door aftrekposten, dan moet u dit bewijzen (voorbeeld giften of hypotheekrente)
- Als u meer belasting moet betalen, bijvoorbeeld door het ontbreken van inkomsten in uw aangifte, dan moet de inspecteur dit bewijzen.
- Beroept een partij zich op feiten die afwijken van hetgeen normaal of gebruikelijk is, dan rust op deze partij de bewijslast voor de afwijking op de hoofdregel.
- Beroept een partij zich op een wettelijke bepaling die een uitzondering zou betekenen op de hoofdregel, dan moet de partij die zich wil beroepen op de uitzondering daarvoor het bewijs leveren.
- Beroept een partij zich op een gewijzigde of veranderende situatie dan rust op deze partij de bewijslast.
Omkering bewijst bij fiscale procedure
Als u geen of een onjuiste aangifte zou indienen en/of als u uw administratie niet op orde heeft, dan kan de belastingdienst de bewijslast omkeren. Dit is een zware maatregel welke niet zomaar mag worden toegepast. De rechter zal kritisch kijken of de Belastingdienst zorgvuldig met de maatregel is omgegaan. De Hoge Raad heeft in 2022 laten weten dat de omkering van de bewijslast niet geldt voor de gehele aangifte maar enkel voor het geschilpunt in de aangifte. De kennisgroep van de Belastingdienst (zie onder) heeft haar visie gegeven op dit arrest.
Wanneer mag de bewijslast worden omgekeerd door de belastingdienst
Degene die aangifte doet, is gehouden de in de aangifte gevraagde gegevens duidelijk, stellig en zonder voorbehoud in te vullen. Dat stelt de belastingdienst in staat een juiste belastingaanslag op te leggen. Als in een aangifte niet het gehele inkomen wordt aangegeven, heeft de belastingdienst niet de benodigde informatie om een juiste aanslag op te leggen.
Om de bewijs- en informatiepositie van de belastingdienst te verbeteren bij onvolledige aangifte, bepaalt de wet dat belastingdienst de inkomsten mag schatten. Daarvoor moet aangifte wel absoluut als relatief aanzienlijk te laag zijn. De beruchte ‘omkering van de bewijslast’. Ook moet de belastingdienst een redelijke schatting maken van het inkomen.
De belastingdienst moet bewijzen dat de aangifte te laag is!
De bal ligt in eerste instantie altijd bij de belastingdienst. Die moet bewijzen dat de aangifte te laag is. In een recente zaak werd in een strafrechtelijk onderzoek bij een doorzoeking op het adres van Henk een riante garderobe aangetroffen met een waarde van zo’n € 30.000 en in de schuur een horloge van zo’n € 68.000. Die laatste waarde was makkelijk te bepalen, want er zat een taxatierapport bij.
De belastingdienst denkt daar het hare van en stelt dat Henk geen (aangegeven) inkomen heeft om dat moois te betalen en daarvoor ook geen andere plausibele verklaring is. Van het horloge kan de belastingdienst niet bewijzen dat het van Henk is (het was van een vriend van een vriend van een vriend). Bij de kleding ging de belastingdienst ervan uit dat die de vijf voorafgaande jaren bij elkaar was gekocht van niet aangegeven inkomsten van € 5.000 per jaar.
Alleen al het benodigde inkomen om de kleding aan te schaffen vormt een aanzienlijk verzwegen bedrag aan inkomen dat de omkering van de bewijslast te rechtvaardigen.
Belastingdienst moet redelijke schatting bewijzen
De belastingdienst vordert vijf jaar na. De eerste vier jaar over € 5.000 wegens de kleding en het vijfde jaar naast de kleding ook over het horloge (€ 68.000). Bij het gerechtshof gaat de correctie voor de kleding terug naar € 1500 per jaar. Die voor het horloge blijft echter € 68.000. Daartegen komt Henk in cassatie en volgens de Hoge Raad heeft hij daar een punt.
De Hoge Raad stelt droogjes vast dat het gerechtshof heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is dat het horloge van Henk is. Dan kan dat horloge evenmin een aanknopingspunt zijn voor de bepaling van het inkomen (dat Henk verdiend zou hebben om het horloge te kopen). De belastingdienst moet onderbouwen dat de schatting redelijk is. Dat kan niet op basis van een horloge dat niet van de belastingplichtige is. Daaraan doet niet af dat de bewijsdrempel van de schatting lager is dan voor de onjuiste aangifte.
Kennisgroep belastingdienst inzake omkering van de bewijslast
Op 27 mei 2022 heeft de hoge raad een arrest gewezen inzake de omkering van de bewijslast. De Hoge Raad heeft in zijn arrest kort gezegd geoordeeld dat het niet beantwoorden van vraag 37 van het aangiftebiljet enkel voor de elementen in de aangifte waar de niet beantwoording van deze vraag voor van belang kan zijn, tot omkering en verzwaring van de bewijslast wegens het niet doen van de vereiste aangifte leidt. Door de kennisgroep wordt een standpunt ingenomen omtrent de genoemde procedure. De vragen die worden beantwoord zijn de volgende:
- Heeft de Hoge Raad met het arrest van 27 mei 2022, afstand genomen van het vereiste dat absoluut en relatief aanzienlijk te weinig belasting moet zijn geheven zoals de Hoge Raad voor inhoudelijke gebreken heeft geformuleerd in zijn arrest HR 24 april 2015 ECLI:NL:HR:2015:1083. De belastingdienst komt tot de volgende beantwoording : De kennisgroep onderkent een verschil in het niet beantwoorden van een vraag zoals in het arrest van 27 mei 2022 het geval was en inhoudelijke gebreken in de aangifte zoals aan de orde in het arrest van 24 april 2015. Voor het niet beantwoorden van een dergelijke vraag geldt het toetsingskader zoals de Hoge Raad heeft uiteengezet in het arrest van 27 mei 2022. Ten aanzien van inhoudelijke gebreken ziet de kennisgroep voldoende aanleiding om aan te nemen dat de Hoge Raad niet is teruggekomen van het arrest van 24 april 2015.
- Heeft het arrest van de Hoge Raad van 27 mei 2022 tot gevolg dat uitsluitend nog partiële omkering en verzwaring van de bewijslast kan plaatsvinden? Nee. Ervan uitgaande dat de Hoge Raad niet is teruggekomen van het arrest van 24 april 2015 blijft voor inhoudelijke gebreken in de aangifte gelden dat de omkering en verzwaring van de bewijslast van toepassing is op de gehele belastingaanslag.
Het niet doen van de vereiste aangifte kan leiden tot het intreden van de bewijsrechtelijke sanctie van omkering en verzwaring van de bewijslast. Dit is geregeld in artikel 25, derde lid, en artikel 27e, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR).
- Artikel 25, derde lid, AWR luidt als volgt: “Indien het bezwaar is gericht tegen een aanslag, een navorderingsaanslag, een naheffingsaanslag of een beschikking, met betrekking tot welke de vereiste aangifte niet is gedaan of sprake is van een onherroepelijk geworden informatiebeschikking als bedoeld in artikel 52a, eerste lid, wordt bij de uitspraak op het bezwaarschrift de belastingaanslag of beschikking gehandhaafd, tenzij is gebleken dat en in hoeverre die belastingaanslag of beschikking onjuist is. De eerste volzin vindt geen toepassing voor zover het bezwaar is gericht tegen een vergrijpboete.”
- Artikel 27e, eerste lid, AWR luidt als volgt: “Indien de vereiste aangifte niet is gedaan of sprake is van een onherroepelijk geworden informatiebeschikking als bedoeld in artikel 52a, eerste lid, verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, tenzij is gebleken dat en in hoeverre de uitspraak op het bezwaar onjuist is.”
De centrale vraag is of de Hoge Raad in zijn arrest uit 2022 is teruggekomen op haar arrest uit 2015. In dit laatste arrest oordeelde de Hoge Raad dat bij inhoudelijke gebreken in een aangifte niet de vereiste aangifte is gedaan als volgens de aangifte verschuldigde belastingen (relatief en absoluut) aanzienlijk lager is dan de werkelijk verschuldigde belastingen. Omdat de Hoge Raad in zijn laatste arrest niet uitdrukkelijk afstand neemt van het eerdere arrest gaat de belastingdienst ervan uit dat de Hoge Raad niet is teruggekomen van zijn eerdere oordeel, dit is logisch omdat dit de belastingdienst ook niet goed zou uitkomen.
Als het arrest uit 2022 goed wordt gelezen dan komen wij tot de conclusie dat omkering van de bewijslast niet langer geldt voor de hele aangifte, maar alleen voor de onderdelen in de aangifte inkomstenbelasting waarvan aan belastingplichtige een verwijt kan worden gemaakt.
Advisering fiscaal jurist inzake bewijsvoering fiscale procedures
Binnen het fiscale recht zijn er geen wettelijke regels die bepalen welke partij wat zou moeten bewijzen. Uit de rechtspraak kunnen wel stromingen worden opgemaakt. De inspecteur moet belasting verhogende feiten aannemelijk maken en u de belasting verlagende feiten. Aannemelijk maken (of aantonen) is de fundering of basis. U moet hierbij de rechter ervan overtuigen dat het zeer waarschijnljk is dat de feiten juist zijn, dit wil niet zeggen dat er geen twijfel mag zijn. Dit is anders als in de wet staat "doen blijken", in dat geval moeten de feiten beter / volledig worden bewezen.
Als u niet heeft voldaan aan uw verplichtingen om de belastingdienst juist en volledig te informeren, of is uw aangifte niet of te laag ingediend, dan kan de bewijslast op uw bordje komen. Via de omkering van de bewijslast wordt de bewijslast ook nog zwaarder. U moet in dergelijke situaties doen blijken dat u gelijk heeft of had. Bij de omkering van de bewijslast komt de belastingdienst (doorgaans) met een wirwar een stellingen, feiten en aannames en (voorbarige) conclusies. Als op basis daarvan de conclusie volgt dat niet de vereiste aangifte is gedaan, volgt daarop de bulldozer van de omkering van de bewijslast. Alle stellingen, feiten, aannames en conclusies worden voor waar aangenomen en het inkomen wordt ‘aan de bovenkant’ geschat. Dat is een zeer penibele situatie voor de belastingplichtige, want bewijs maar eens dat je iets niet genoten hebt. Terecht stelt de Hoge Raad dan ook de eis van een redelijke schatting. Daar komt nu dus de beperking bij dat elementen van het inkomen die niet bewezen zijn niet via de achterdeur van de ‘omkering van de bewijslast’ alsnog belast worden.
Samenvattende kan de bewijslast soms worden omgekeerd en soms ook niet. In alle gevallen moet de Belastingdienst zorgvuldig omgaan met de stevige rechtsmiddel. De bewijslast kan worden omgekeerd indien:
- informatiebeschikking is opgelegd (en onherroepelijk geworden)
- u heeft niet de vereiste aangifte gedaan (vragen zijn onjuist beantwoord of niet beantwoord)
- de inspecteur heeft u uitnodigt (of aangemaand) om aangifte te doen en u doet dit niet
Heeft u de belastingdienst op bezoek of vindt onderzoek plaats, neem dan contact op met uw deskundige en voorkom de omkering van de bewijslast of beperk de schade.
Wij hebben ruime ervaring bij het voeren van fiscale procedures en adviseren belastingplichtigen en intermediairs over de fiscale kansen bij een procedure (second opinion) . Bij fiscale procedures speelt de bewijslastverdeling een erg belangrijke rol die u niet moet onderschatten. Val de rechter niet lastig met veel informatie die er niet te doet en maakt uw verhaal met heldere teksten en bijlagen klip en klaar duidelijk. Wij adviseren klanten zowel in de bezwaarfase als de beroepsfase en zullen altijd helder en duidelijk zijn over de proceskansen. Het feit dat wij vaak de voorfase niet kennen zorgt ervoor dat wij een frisse blik op het gehele feitencomplex kunnen werpen.
Naast de materiële kant zien wij steeds vaker dat de formele kant en diens spelregels van cruciaal belang zijn. Bij een procedure spelen naast het nationale fiscale recht ook de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, het EU recht, de informatieverplichtingen, de reikwijdte van het inzagerecht en het verdedigingsbeginsel een belangrijke rol.
Wilt u een vrijblijvend gesprek of een offerte neem dan gerust contact op (email) .
Bronnen bewijslast bij fiscale procedures
Hoge Raad 18 augustus 2023, ECLI:NL:HR:2023:1093
Hoge Raad 27 mei 2022 ECLI:NL:HR:2022:767
Hoge Raad 8 april 2022 ECLI:NL:HR:2022:526
Gerechtshof 's-Hertogenbosch 22 april 2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:1269
Gerechtshof 's Hertogenbosch 21 december 2017 (ECLI:NL:GHSHE:2017:5850).
Hoge Raad 10 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:192).
Scriptie over bewijslast uit 2006
Scriptie omkering bewijslast in douane recht
Handreiking informatiebeschikking en kostenvergoedingsbeschikking
Fiscale procedure in bezwaar of beroep?
Meer weten van bewijslast verdeling fiscale procedures
- Schending verdedigingsbeginsel
- Fiscale procedures
- Getuigen in fiscale procedures
- Bewijsstukken in fiscale procedures
- Belasting besparen via fiscale procedure
- Fiscale procedure om griffierecht
- Fiscale procedure
- Zonder volledig dossier geen eerlijk procedure
- Fiscale procedure tegen belastingdienst
- Boekenonderzoek bij accountant
- Verschoonbare termijnoverschrijving belastingen